Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juli 2025
Gij kunt wel denken, als ik mijne wortelen eens gezien heb, dat ik dan niet veel tijd zal hebben om met uwen zoon te kouten. Dus, wees gerust. Tot namiddag. Zoo haast M. Bielens vertrokken was, ging er eene blijde uitdrukking over het gelaat van M. Fruyts.
Hij bracht de hand snokkend vooruit als iemand, die wil zeggen: de deur uit, gauw! maar de jongeling naderde stoutelijk en rijkte hem een gevouwen briefje toe. Ongeduldig nam de heer Fruyts dit van hem aan en ontvouwde de plooien met eenen spottenden grimlach. Maar, hemel! wat straal van licht verlevendigt het gelaat van M. Fruyts? Wat roode kleur verft zijne wangen?
"O, het is een wortel," mompelde hij, "ja, eene Striata Formosissima." Eene invallende gedachte versomberde zijn gelaat. "Welnu," zuchtte hij, "gij zijt gelukkig, Frans, dat gij die Dahlia hebt, gij kunt er zoovele medailles mede winnen als gij begeert." "Ik?" sprak de jongeling. "Neen, Mijnheer Fruyts. Ik wist dat de heer V sedert vier dagen een wortel van de Striata Formosissima gekregen had.
Heb de goedheid hem voor mij een oogenblik gehoor te verzoeken; ik zou hem gaarne alleen spreken." "Maar hoe haastig zijt gij beiden vandaag!" riep de moeder schertsend. "Ik zie wel, dat gij het ijzer niet koud wilt laten worden. Gij hebt gelijk, het is dat gij elkander bemint. Wacht een weinig, ik zal M. Fruyts uit den kelder gaan roepen."
Zij naderde de kelderdeur en riep: "Jan, gij moest eens boven komen: er is iemand om u te spreken!" Een gemor, dat wel op een ja geleek, antwoordde op haren roep. Zij verstond het zoo en kwam terug bij hare kinderen, zeggende: "Hij zal terstond komen." Zij wachtten alle drie tamelijk lang, en niet zonder angst, op de verschijning van den heer Fruyts.
"Welnu!" riep hij overluid, "waar zal ik mijne Striata Formosissima planten?" Dan, de muren bleven stom en de uitroeping van M. Fruyts zonder antwoord. Gelijk hij bezig was met zich opnieuw, doch met meer wanhoop, voor het hoofd te slaan, deed een ander Dahlia's-liefhebber, de heer Bielens, de deur open en stak zijn hoofd in de kamer vooruit, zeggende: "Dat zijn weerkens, eh?
M. Bielens staarde zijnen vriend met verbaasdheid aan en scheen genegen om te lachen; doch hij hield zich in en begon het volgende gesprek: BIELENS. Hoor, Fruyts, dit is iets, waarover gij op éénen dag niet moogt besluiten. Het zal misschien nog zes weken aanloopen, eer wij onze Dahlia's zullen kunnen planten.
Vrienden? Ja, ik dank je voor zulke verraderlijke vrienden, die een mensch alle soorten van verdriet aandoen. DE JONGELING. Maar wat groot kwaad heeft mijn vader u gedaan, Mijnheer Fruyts? DE VADER. Wat? wat? Heeft hij verleden jaar al mijne beste Dahlia's niet doen sterven uit nijd, uit afgunst? En heeft hij de medaille, die hij won, niet van mij gestolen, zeg? DE JONGELING, verwonderd.
Geef mij de hand op het huwelijk onzer kinderen. Ik zal alles bezorgen. En om te doen, gelijk het behoort, zal ik dezen morgen mijnen zoon zenden, om aan u zelf uwe toestemming te vragen. Gij moogt hem niet beschamen, zullen? FRUYTS. Wees daar niet bang voor; ik zal hem anders niet antwoorden dan ja.
Tegen het vallen van den avond zat M. Fruyts op eene houten bank te midden van zijnen hof. De koude deed zijne ledematen beven en zijne tanden klapperen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek