Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juli 2025
»Wat duivel wijf, wat laat je ons een dorst lijden!" »Griet, moet het nog gebrouwen worden?" »Te deksel Griet, doe de kannen nog 'ereis vol!" »Ja, ja!" riep het wijf met haar snijdende stem, »jullie hebt dorst genoeg: dat weten we wel! Maar betaal me eerst 'ereis, voor jullie weer zoo'n keel opzet!" »Betalen, mensch! betalen? Ja, betaal maar, als er niemendal te verdienen valt!"
"Wat ik er van weet," zeide ik, mij met mijn hoed in 't aangezicht waaiende, opdat hij mij niet herkennen zou, "is, dat gij ze voor fl 80 't stuk gekocht hebt van Peer de Groot en er dus een aardig sommetje aan verdient." "Wel haegels kaik ereis!" zeide Roggeveld, groote oogen opzettende: "nou in dat geval wil ik ereis zeggen...." Maar hij zeide niets; doch bleef mij verbaasd staan aangapen.
»'t Is God geklaagd!" zuchtte een kruidenier, toen die eveneens in den vuurgloed werden geworpen. »Ons laten ze er veertig of vijftig procent belasting voor betalen en zij smijten den boel maar zóó op het vuur!" »Kijk me daar nou toch ereis ân!" riep een groentevrouw. »En wij, arme stakkers, kunnen maar suikerij lebberen, omdat we zelfs nog aan geen loodje koffie kunnen toekomen!"
Wat is er nou van 's Jonkers believen?" "Hier zijn een paar brieven;..., maar eerst moet ik u nog een vraag doen: kent gij den Heer van Sonheuvel sedert lang?" "Langer dan mij lief is, Sinjeur!" zeide Teun: "toen ik acht jaren oud was, heit hij me ereis laten afranselen, omdat ik valschelijk beticht was geworden van zijn eieren te hebben met enomen.
„Nou! mot je ’m niet ereis zien? ’t Is wat ’n smakelijke poelepetaat; misschien krijgt ie nog idee in je; zoo’n dikke weduwvrouw zonder kindere zou ’m nog wel lijke.
Ik kan uwee alleen maar zeggen, dat Besjoetje soms wel ereis met een ander hondje uit de buurt stoeide, als ik ’m uitliet; maar met een woord van waarachtigheid kan ik u ook verzekeren, dat ’k hem juistement dáárom in den laatsten tijd nooit anders dan aan ’t touwetje heb uitgelaten.”
»Dat weet ik niet want hij was bij ons thuis en schrijven kwam dus zoo niet voor..." »Wel, kijk nou 'ereis aan! Dus enkel om dat de een of andere miserabele vent wat bangmakerij op zoo'n vodje neerkrabbelt, zou je dwaas genoeg zijn, je zoo van streek te laten brengen?"
"Wat zeg je?" hernam de stem van boven: "Mevrouw Van Bempden! scheer je ze wat? ja, in dat geval, wil ik ereis zeggen...." "Ken je mij niet, Roggeveld!" riep ik; want ik herkende nu duidelijk de stem, die mij al in den beginne niet vreemd was voorgekomen: "ik ben Huyck! geloof mij toch: Mevrouw Van Bempden staat daar buiten."
Hier en daar moesten zij ophouden. »Hei mannen!" riep het volk, »jullie bent net zoo goed Hollandsche jongens als wij! Zou je dan niet ereis op de gezondheid van den prins willen drinken!" en dan werden hun glazen bij glazen toegereikt en spelde men hun groote oranjestrikken op de witte mantels, terwijl de meesten van hen mooi dronken in de kazerne terugkeerden.
'Daar heb je nu een knappe kerel! denkt het domme volk, 'kijk ereis aan, die is van niks opgekomen tot grootheid! Maar ik, ik heb fortuin en aanzien geërfd, ik heb gestudeerd, en ik ben arm. Ze hebben me niet het minste baantje willen geven. En ze zeggen allemaal: "'De vent is gek!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek