Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juli 2025
DROMIO VAN EPHESUS. Nu wacht maar, wij zullen dat schelden en razen wel stuiten, En spoedig genoeg u een ander deuntje doen fluiten. Eer breekt ge uw woord dan de deur; gij gaat u in woorden te buiten. DROMIO VAN EPHESUS. En gij zijt buiten westen. Voor 't laatst nog, laat ons binnen. Als vogels zonder veêren zijn, en visschen zonder vinnen. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Nu dan, niet langer praatjes.
O diep onzaal'ge dag! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. O diep onzaal'ge sloor! DROMIO VAN EPHESUS. Nu bindt eerst, heer, een hechte band ons saam! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ter helle, schurk! waarom maakt gij mij dol? DROMIO VAN EPHESUS. Wilt gij voor niets gebonden zijn? Neen, meester, Wees dol! schreeuw: "Duivel! Hel!" LUCIANA. God helpe u, armen! ach wat ijd'le taal! ADRIANA. Gaat, voert hem weg!
Hij ga van waar hij kwam, en neem voor de koû zich in acht. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Wie maakt daar praatjes? vlug wat! laat ons door. Ja heer, 'k zeg u wanneer, als gij mij zegt, waarvoor. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Waarvoor? ik kom eten, ik at vandaag nog niet. De deur is dicht van daag; wacht tot gij ze open ziet. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Wie houdt mijn deur mij dicht en beschimpt mij daar zoo?
Vervloekt zijn hand, ik kon hem nauw verstaan. LUCIANA. Sprak hij zoo zacht, dat gij 't niet vatten kondt? DROMIO VAN EPHESUS. Neen, hij sloeg wel zoo hard, dat ik zijn slagen maar al te goed kon voelen en met dat al zoo onduidelijk, dat het mijn bevatting te boven ging. ADRIANA. Maar 'k bid u, zeg mij, komt hij nu naar huis? Hij leeft, zoo 't schijnt, om mij pleizier te doen.
Nu, man, gij hebt toch wat gij halen moest? DROMIO VAN EPHESUS. Zie maar, genoeg om allen te betalen. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Maar waar is 't geld? DROMIO VAN EPHESUS. Wel, heer 'k heb met het geld het touw betaald. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Vijfhonderd stuks dukaten voor een touw? DROMIO VAN EPHESUS. Neen, heer, dan bracht ik wel vijfhonderd touwen.
DROMIO VAN EPHESUS. Nu, meesteres, hij is een dolle stier. ADRIANA. Een dolle stier, gij schelm? DROMIO VAN EPHESUS. Niet dat hij horens draagt, maar hij is dol.
ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Leg op uw mond een slot, maar zeg mij eerst: Waar hebt gij 't geld, dat ik u gaf, gelaten? DROMIO VAN EPHESUS. Den schelling meent gij van verleden Woensdag, Voor , voor een staartriem van mijn meesteres? Dien heeft de zadelmaker lang en breed. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik ben nu in geen stemming om te schertsen; Dus zeg mij en wat vlug, waar is het geld?
Aphrodite zelve had te Athene, Ephesus, enz., den bijnaam van Hetaira.
Hoe 't zij, 'k wil meegaan zonder verder vragen, En blindlings in dit avontuur mij wagen. DROMIO VAN SYRACUSE. Is 't uw wil, heer, dat ik de wacht hier houd? ADRIANA. Laat ge iemand in, weet dat het u berouwt! LUCIANA. Kom, kom, Antipholus, of 't maal is koud. Voor het huis van Antipholus van Ephesus. Antipholus van Ephesus, Dromio van Ephesus, Angelo en Balthazar komen op.
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. En heeft haar keukenmeid mij niet bespot? DROMIO VAN EPHESUS. Voorwaar, de keukenmaagd heeft u bespot. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. En ging ik niet in dolle woede weg? DROMIO VAN EPHESUS. Ja waarlijk, heer, mijn rug kan het getuigen; Die heeft uw dolle woede wel gevoeld. 81 ADRIANA. Is dat wel goed, zijn waanzin zoo te voeden?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek