United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


O diep onzaal'ge dag! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. O diep onzaal'ge sloor! DROMIO VAN EPHESUS. Nu bindt eerst, heer, een hechte band ons saam! ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ter helle, schurk! waarom maakt gij mij dol? DROMIO VAN EPHESUS. Wilt gij voor niets gebonden zijn? Neen, meester, Wees dol! schreeuw: "Duivel! Hel!" LUCIANA. God helpe u, armen! ach wat ijd'le taal! ADRIANA. Gaat, voert hem weg!

ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Gij valsche sloor, gij liegt, zijt valsch in alles; En zijt het met vervloekte schoeljes eens, Om hoon en smaad te staap'len op mijn hoofd; Maar 'k rijt u met mijn nagels de oogen uit, Wier lust het is, mij zoo beschimpt te zien. ADRIANA. O bindt hem, bindt hem, houdt hem van mij af! KNIJP. Meer hulp! de Booze is sterk, die in hem huist.

"Ik ben arm, ik ben eene onwetende sloor, dit beken ik; maar ik heb ook een moederhart in het lijf; ik zal mijn kind de borst niet laten indrukken, al gave men mij eenen hoop goud!" "Dit vereert u in mijne oogen, Lina," zeide bazin Damhout, "dat gij uw arm Godelieveken zoo oprecht bemint ... maar uw man?" "Mijn man? Wat heeft hij zich daarmede te bemoeien?

Het stilzwijgen duurde al eenigen tijd, en reeds waren de twee vrouwen binnen de stad, toen Siska, hare moeder van hoofd tot voeten op eene zonderlinge wijze beziende, tot haar sprak: «Maar, mama, hoe zijt gij toch gekleed! Het is gelijk eene arme sloor, met die leelijke trekmuts en dien mantel van den ouden tijd. Ik ben beschaamd voor de menschen.