Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juni 2025


Te Esquivias zal men niet nalaten, zich het huwelijk en het langdurige verblijf van Cervantes ter plaatse te herinneren; iets verder zal men zich de schaduw van den ridder van de droevige figuur voor den geest roepen, die van Sancho Pansa en zelfs die van Dulcinea, wier geboortedorp het in de onmiddellijke nabijheid gelegen Toboso was.

Waarom niet den geheelen weg," zeide Lodewijk, mij spottend aanziende: "dan kunt gij nog in 't voorbijgaan een bezoek afleggen bij uw Dulcinea, die beneden hem woont. Neen, neen! Wij gaan allen samen heen." "Ik heb geen Dulcinea, die beneden Helding woont," zeide ik, op een ernstigen toon: "en gij, mijnheer Blaek! weet dat zoogoed als iemand."

"Met Sancho Panza's geeseling zal het langzaam vooruitgaan; maar eindelijk zal de aanminnige Dulcinea van Toboso u toch in haar vollen glans weer verschijnen." "Verder verlang ik niets te weten," zeide Don Quichot en trad terug. "Maar gij, Sancho Panza, wilt gij het hoofd niet eene vraag voorleggen?" "Ei, te vragen had ik genoeg, maar ik wil 't kort maken," zei Sancho.

Zoo gij werkelijk oordeelt, dat die kopstooten volstrekt noodig zijn, kondt gij, dunkt me, volstaan met het hoofd in 't water te plompen of met vooraf een week, zacht ding tegen de rots te plakken. Dan doet de stoot geen zeer, en ik wil Dulcinea van Toboso er toch een relaas van geven, dat de haren haar te berge rijzen. 't Is toch alles maar fopperij en malligheid, edele heer!"

Als ik binnen dien tijd niet hier terug ben, trek dan naar onze woonplaats en doe aan mijne gebiederesse, de edele Dulcinea van Toboso, kond en te weten, dat haar ridder bij de vervulling zijner plichten als dolend held, onder het volvoeren van grootsche en verheven daden bezweken is."

Don Quichot liet zich vermurwen en die deemoedige bede goot water op den vlammenden gloed zijner gramschap. "Het leven zij hem dan geschonken," riep hij; "doch slechts onder voorwaarde, dat deze ridder mij belooft, naar Toboso te trekken en mijner onvergelijkelijke meesteres, Dona Dulcinea, te verhalen, op wat heldhaftige, ridderlijke wijze ik hem met mijn zwaard heb geveld."

Daarom wensch ik zeer, dat gij terstond in uwe kamer gaat en u daar vóór ons vertrek nog een vijfhonderd of duizend slagen van de drie duizend en drie honderd toedient, die tot onttoovering van mijne gebiederes Dulcinea van Toboso noodig zijn. Wat gedaan is, is gedaan, en gij zult er mij bijzonder door verplichten.

"Ik weet best, wat mij in dit roemrijk geval te doen staat." Hij riep de galeiboeven in zijne nabijheid, deed hen een kring sluiten, hield eene lange toespraak en verlangde van hen, dat zij zich naar Toboso begeven en zijne schoone Dulcinea van hunne bevrijding bericht brengen zouden.

Ik echter heb mij ten volle van mijn ridderplicht gekweten, daar ik met behulp van mijne meesteresse Dulcinea van Toboso mijne beloften gehouden heb." "Hoort gij 't nu wel?" riep Sancho vroolijk. "Heb ik 't niet gezegd? Ik sprak toch niet in dronkenschap. Nu ziet gij, mijn heer heeft den reus doodgemaakt en mijn stadhouderschap kan mij nu niet meer ontgaan."

"Dat is waar," zeide hij, "en ik kan bekrachtigen, dat mijne genadige jonkvrouw Dulcinea van Toboso eene ware schoonheid is; doch met dat al moet ik erkennen, dat mevrouw de hertogin voor haar in schoonheid en lieftalligheid volstrekt niet onderdoet."

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek