Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 september 2025
Burchard Knap zat met het hoofd op de handen in eenen halfduisteren hoek en bulderde schrikkelijke vermaledijdingen tegen Willem Van Loo en tegen de Kerels, die hun niet ter hulp kwamen, maar bovenal tegen Disdir Vos, den verrader, zonder wiens hulp de vijand nooit binnen Brugge zou geraakt zijn.
Nu, heer, geeft mij uw woord, dat gij mij tegen alle beschuldiging van medeplichtigheid met de hatelijke Erembalds zult verdedigen?" "En gij zult de stad Brugge in mijne handen leveren?" "Indien ik het niet doe, dezen nacht, zijt gij vrij jegens mij te handelen zooals u goeddunkt ". "Welaan, daar is mijne hand; ik geef u mijn plechtig woord, mher Vos." "Nog ééne voorwaarde", zeide Disdir. "Zoo?"
Wel verre van Brugge zoo gemakkelijk te krijgen, zult gij wonderen van dapperheid moeten doen, om niet zelf overrompeld te worden en onder de overmacht te bezwijken." "Morgen loopt gansch Kerlingaland te wapen?" mompelde de veldheer bekommerd. "Zijt gij daar zeker van?" "Het is zoo sedert lang besloten, heer", antwoordde Disdir.
"De proost heeft mij gezegd dat hij gisteren te Brugge moest blijven om eene gewichtige zaak af te doen; maar dat hij heden evenwel intijds te Yperen zal aankomen." Disdir Vos schudde het hoofd met eenen scherpen spotlach op de lippen. "Sa, Disdir", morde Burchard, "ik meende dat gij een vriend van Robrecht waart, en gij beticht hem van ontrouw en lafheid!
Een tweede ridder, die met Robrecht in de zaal was getreden, legde hem de hand op den mond en brak zijn gekerm af. "Peter, waar is Dakerlia? Waar is mijne zuster?" vroeg Robrecht. De schalk verhaalde hem hoe Disdir Vos met een bende Isegrims was gekomen, en hoe dezen de beide jonkvrouwen hadden weggeleid. Een sombere kreet van angst en afgrijzen bonsde op uit Robrechts borst. "Waar?
"Het zij dan zoo, vermits gij het verlangt", zeide Robrecht. "Mij spijt het zeer eenen vriend dus toe te spreken, maar gij dwingt er mij toe. Wordt er bloed tusschen ons gestort, het valle dan op u, mher Disdir. Daar, aanvaard dit pand!" En dit zeggende, bood Robrecht zijnen handschoen aan Disdir Vos. Deze verbleekte en aanschouwde zijnen uitdager met scherpen blik.
Gelukken wij, ik zal u niet alleen beschermen, maar nog u doen beloonen door alles wat den hoogmoed van eenen ridder kan streelen." "Het is wel, men volge mij!" mompelde Disdir Vos, zich met loozen, tragen stap vooruit begevende.
Nu breekt hij, als een valschaard, zijne plechtige belofte en vernietigt mijne levenshoop voor altijd. Ho, beken het, Burchard, het is een wraakroepend verraad." "De minnenijd berooft den mensch van zijn verstand, ik zie het", schertste Burchard. "Wel, wel, mijn arme Disdir, het zijn dwaasheden die gij uitkraamt, dunkt mij.
"Zijt gij het, mher Disdir Vos?" vroeg Landfried door het kijkgat der poort. "Ik ben het, doe open", morde Disdir. "Waarom laat gij mij zoolang in de duisternis staan wachten?" "Een oogenblik, heer; ik haal de egge naarboven", antwoordde Landfried.
Disdir heeft ons verkocht en den Isegrims de poort geopend...." "Zwijg, zwijg", mompelde zijn gezel, "stap zacht, buk neder en ga langs de huizen." Zij slopen met looze stappen door de duisternis, tot bij den hoek der Hoogstraat.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek