Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
Eene wijl daarna keerde hij weder met eenen man, die wel in blauw linnen gekleed was, doch geenen baard droeg. Zoohaast Landfried zich weder had verwijderd, zeide Disdir Vos: "Gij zijt Lambrecht Ploegijzer, een vrijlaat van Bethferkerke, niet waar? Ik herken u. Zijt gij niet eens met mher Burchard Knap en met mij ter jacht geweest in het Merleijtebosch, bij Bekeghem?"
"Vriend Landfried", zeide hij tot den Kerel, die in de kamer verscheen, "ik moet oogenblikkelijk tot den heer kastelein gaan, om hem van een gewichtig ontwerp te spreken, dat door de woorden van den bode in mijnen geest is opgestaan. Neem het bevel over de mannen, wees mijn stedehouder en stel goede wacht bij de poort. Vaarwel, tot straks."
"Zijt gij het, mher Disdir Vos?" vroeg Landfried door het kijkgat der poort. "Ik ben het, doe open", morde Disdir. "Waarom laat gij mij zoolang in de duisternis staan wachten?" "Een oogenblik, heer; ik haal de egge naarboven", antwoordde Landfried.
Deel het uwe mannen mede ... Nu, doe de egge ophalen en open mij de poort." Landfried gehoorzaamde, zonder nog eene bemerking te wagen. Disdir Vos drukte hem de hand, liep over de brug en verdween in de duisternis.
"Open mij de poort en haast u!" "Te wapen, te wapen!" klonk het schier onmiddellijk achter de poort. Disdir herkende de stem van Landfried, zijnen stedehouder, die bezig was met zijne mannen te wekken. Deze voorzorg kon het gelukken van zijn verraad moeielijker maken, doch het geheel beletten, daarvoor was, meende hij, niets te vreezen.
Dan keerde hij langs andere omwegen terug naar de Kathelijnepoort, riep Landfried buiten het wachthuis en zeide hem met verdoofde stem: "Landfried, mijn vriend, ik moet oogenblikkelijk de stad uit, om eene zwaarwichtige boodschap vanwege den heer kastelein te vervullen." "Zoo gansch alleen, heer!" mompelde zijn gezel verbaasd. "Vreest gij niet dat de vijand ..." "Gansch alleen.
Hij drukte zijnen gezel Landfried met ongewone vriendelijkheid de hand, daalde den trap af, en ging voorbij de Mariakerk; maar instede van zich naar den burg te richten, sloeg hij ter linkerhand de Heiliggeeststraat in en vertraagde meer en meer zijnen gang, als iemand die in het geheel geene haast heeft. Zoo stapte hij voorbij St-Salvators, door het Giststraatje en door de Meerstraat.
Hier trokken zij hunne zwaarden en vielen op de vijftig Kerels der wacht die, verrast en overrompeld, een oogenblik aarzelden; maar, door Landfried aangemoedigd, schier onmiddellijk in de nauwe Mariastraat eene onverwachte tegenweer boden, terwijl zij uit al hunne kracht om hulp riepen en de lucht deden hergalmen onder den noodkreet: "Verraad! verraad! Harop! harop!"
Hij beweert gewichtige tijdingen voor den kastelein te brengen." "Wie is hij?" "Hij zegt dat hij Lambrecht Ploegijzer heet en te Bethferkerke woont." "Ha, ik ken hem; het is een van mher Burchards lieden. Doe uwe mannen onder de wapens komen, Landfried; open de poort met voorzichtigheid en geleid den bode tot mij." Landfried ging ter kamer uit.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek