Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


«Jou ondeugende jongen! Dat arme beestwas alles, wat zij kon uitbrengen. Zij duwde den knaap van zich af, gaf hem een schop, joeg hem haar huis uit, hem, die de ondankbaarste deugniet, het ondeugendste kind was, en weenend kuste zij haar kleine, half verworgde Bellissima. Op hetzelfde oogenblik kwam de schilder de trap op en hier is het keerpunt in de geschiedenis.

"Kom hier, kind," sprak ze met haar zachte, vriendelijke stem, "dan zal ik je dicht tegen mij aandrukken en in mijn japon wikkelen, om je vannacht warm te houden." Maar Deugniet wilde niet naar haar luisteren. Hij was buiten zichzelf van drift en stiet zeker wel meer dan twintigmaal de beschermende armen terug, die naar hem werden uitgestrekt. Eindelijk kwam hij wat tot bedaren.

Deugniet, riep Lamme, den weerd bij de keel grijpend, deugniet, waar is mijne vrouw? Wat hebt gij gedaan met mijne vrouw? Driftige kerel, zeide de baas, uwe vrouw? Welke vrouw? Gij zijt hier alleen gekomen. Ik weet niet wat ge vertelt. Ha! hij weet het niet, hij weet het niet, sprak Lamme, die opnieuw al de hoeken en kanten der kamer afzocht. Laas!

Zoo denkende en dravende kwam de koe voorbij het huis van een' koopman, waar de stoep vol pakken en balen lag. En op zoo'n paar balen legde ze Gustaaf neer. Daar kwam de koopman buiten. "Wil je wel eens gauw van mijne balen af, kleine deugniet!" riep hij. Maar Gustaaf, die door het draven van de koe weer heelemaal van de wijs gekomen was, verroerde zich niet.

Hij zweeg een oogenblik en hernam: "Aanschouw het geluk van anderen." Toen wendde hij zich tot Cosette: "Hoe mooi is zij! hoe mooi is zij! Als een portret van Greuze. Ge zult dit dus alleen bezitten, deugniet. O, schelm, ge zijt gelukkig, dat ik u geen afbreuk kan doen; zoo ik twintig jaren jonger ware, zouden wij met den degen om haar vechten. Hoor, ik ben op u verliefd, jongejuffer.

Op zekeren dag vroeg de waard om betaling, en de heer vertrok, volgens zijn zeggen om geld van zijn bankier te halen; maar hij keerde nooit terug, zoodat de ongelukkige deugniet weer zonder meester was. Toen kwam hij onder de goede zorgen van een verkooper van aflaten, die van stad tot stad trok.

Als Deugniet het voor 't kiezen had gehad, zou hij den tuin in zijn gevlogen. Nu hij echter pas, slag op slag, zulke harde lessen had gehad, durfde hij niet tegen te spartelen en ging dus gehoorzaam aan de tafel zitten. Met moed begon hij te leeren, maar ongelukkigerwijze stiet hij al in den vierden regel op zoo'n moeielijk, lang woord, dat de oude tegenzin plotseling weer de overhand kreeg.

De meester zit mede op den grond, gewapend met een lang dun riet, waarmede hij de ondeugendsten tot de orde roept, en de luiaards tot ijver aanspoort. Telkens daalt die rietstok op de handen of den rug van een of anderen kleinen deugniet neder; dan is het huilen en schreeuwen, tot de meester, met forsche stem, het zwijgen oplegt.

Maar niettemin is mijn gedrag zoo weinig overeenkomstig met mijne belijdenis, dat het mij niet verwondert dat gij mij bestraft." "Och kom, Nicht," zeide Augustine, zich voor haar op den grond zettende en zijn hoofd in haren schoot leggende, "neem het niet zoo geducht ernstig op! Gij weet wel welk een deugniet van een jongen ik altijd geweest ben.

De keizer hief de hand op en sprak: Als die deugniet mij iets vraagt, dat ik niet doen kan, schenk ik hem het leven! Spreek, Uilenspiegel! riep het volk. De vrouwen weenden en zeiden: Hij moet sterven, de jongen, want de keizer kan alles. En allen riepen: Spreek, Uilenspiegel!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek