Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Op het ogenblik dat hij in het vertrek stapte, wierp hij zijn blonde haren op de schouders, en bleef verbaasd bij de deur staan. Hij had gedacht dat hij de Deken der wevers met enige gezellen zou gevonden hebben; maar nu hij deze prachtige Jonkvrouw, en Deconinck voor haar gebogen zag, wist hij niet wat er over te gissen.
Zij bukten tegelijk het hoofd, en spraken geen woord; met droefheid verstonden zij dat niets hun Graaf kon wederhouden. Deze ging voort: "Mijnheer Deconinck, uw diepe wijsheid is ons van groot nut geweest en zal het nog zijn; wij roepen u in onze Raad, en begeren dat gij met ons aan het graaflijk Hof verblijft.
"Wilt gij er de beenhouwers uitsluiten, terwijl er de wevers in zijn? Ras, maak u uit de weg, of het zal u berouwen!" De deur ging open en een jonge man met sterke leden en fraaie gelaatstrekken trad in de kamer. Een kolder als die van Deconinck, maar met meer smaak versierd was zijn kleedsel, en een groot kruismes hing aan zijn gordel.
"Wat smartlijk nieuws brengt gij mij zo vroeg?" "Mijn vriend Jan," antwoordde Deconinck, "ik vraag u niet waarom gij zo droef zijt: ik ken uw edelmoedige ziel. Het gedacht van slavernij doet u sterven; dit zie ik wel." "Zwijg, meester, zwijg daarvan, want mij dunkt dat de wanden mijner woning dit honend woord herhalen.
Deconinck had zich in zijn tent opgesloten om de gelukwensingen zijner wevers te ontgaan; hij werd te zeer door hun bewijzen van liefde aangedaan, en die ontsteltenis kon hij te moeilijk verbergen; daarom bleef hij de ganse dag alleen, terwijl het leger zich aan de innigste vrolijkheid overgaf.
Na menigvuldige vragen, welke de Graaf de Deken der wevers over 's Lands zaken deed, sprak hij: "Ja, meester Deconinck, ik heb in mijn gevangenis door Mijnheer De Vos en door Adolf van Nieuwland uw mislukte pogingen vernomen. Het is mij een groot genoegen nog zulke trouwe onderdanen te hebben, terwijl de meeste Edelen mij verlaten."
"Het weversambacht is sterk genoeg om de Edelvrouw voor al onheil te bewaren," antwoordde Deconinck met listigheid, "ik mag u verzekeren, dat zij hier in Brugge zo veilig als in Duitsland zou kunnen wonen, indien ik haar raadsheer zijn mocht." "Maar wie belet u dit?" vroeg Adolf. "Ho Mijnheer!
Deconinck bleef koel voor hun verwijtende blikken en antwoordde: "Ja makkers, hoezeer dit ook aan uw vrije harten mishaagt, is dit echter de laatste toevlucht die ons overblijft, om onze stad van de verwoesting te redden." Jan Breydel had, gedurende deze woorden, met bitsig ongenoegen geraasd en getierd.
Jan Breydel sprak nog enige stille woorden met Deconinck en verliet hem vergenoegd. Bij het naderen van hun Deken openden de wevers hun scharen en ontdekten zich eerbiediglijk het hoofd. Zij gingen allen in het Pand na hun meester.
Deconinck en Breydel, als zijnde de hoofden der twee voornaamste ambachten, bevonden zich vooraan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek