Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 mei 2025
"Zo straffe mij de Heer met ongeneeslijkheid," riep Adolf, "neen, meester Deconinck, in mij klopt een hart dat de Fransen in het geheel niet gunstig is; want het verzoek dat ik u wilde doen, was juist tegen hen." "O spreek dan vrijelijk, Mijnheer, ik ben dienstvaardig."
Bij zijn inkomen bezag hij als een wantrouwende vos, de personen die in de kamer waren, en wel bijzonderlijk Meester Rogaert; want hij bemerkte in hem meer listigheid dan in de anderen. "Meester Deconinck," sprak Adolf, "gelief mij te naderen, ik heb u iets te verzoeken, dat gij mij niet weigeren zult, indien mijn hoop op u gegrond is.
Duizenden mensen met messen, bijlen, speren, hamers, knotsen en ander gevaarlijk wapen, liepen schreeuwend en als dol over de markt; boven hun hoofden op de beukelaar zat Deconinck aan handen en voeten geboeid; nevens hem gingen de beenhouwers met blote armen en blinkende bijlen.
Met de grootste eerbied voor de Deken der wevers boden de landlieden hem de ganse woning aan, en brachten de twee vermaarde Bruggelingen op een kleine kelderkamer. Deconinck nam de lamp uit de handen der vrouw die hen geleidde, en nadat zij het vertrek verlaten had, sloot hij de deur vast toe, opdat niemand hen mocht bespieden of verrassen; hij gaf Breydel een zetel, en plaatste zich nevens hem.
Dan verhief zich de stem van Jan Breydel, hij riep: "Macecliers, schaart u in gelederen voor het hoofd des lichaams! Ieder in zijn bende maakt spoed!" Onderwijl liep hij tussen de beenhouwers en schikte ze in hun plaats. Wanneer dit gedaan was, kwam hij weder bij Deconinck en sprak: "Wij zijn klaar, meester, gij kunt de tocht gebieden."
Dit was hem genoeg om te weten dat De Chatillon het gevecht niet wenste. Hij hield dan zijn voorwaarden staande, ondanks de bewegingen die reeds tot het stormlopen gedaan werden. De koele standvastigheid van Deconinck bedroog de Franse Veldheer; hij bleef overtuigd dat de Bruggelingen hem niet vreesden, en hun stad met hardnekkigheid zouden verdedigen.
De voorzichtigheid deed hem om de overgaaf der stad wensen; want hij kende de onversaagdheid der Bruggelingen, en was derhalve zeer blijde wanneer de komst van Deconinck zijn wens vervulde; maar de voorwaarden, die men hem aanbood, behaagden hem geenszins.
Elke schaar bestond uit acht opeengesloten gelederen: de vierduizend wevers van Deconinck vormden het oppereinde van de rechtervleugel.
Zij staken en hakten links en rechts op de wevers, en bezaaiden de plaats waar zij stonden met de lijken der burgers. Deconinck, die vooraan was, weerde zich dapper met een lange Goedendag en belette voor enige tijd de verstrooiing der eerste gelederen.
Een straal van toorn galmde in het enig oog van Deconinck, "Verachtlijk!" viel hij uit. "Dit weet God wie van beide, het volk of de verbasterde Leliaards verachtlijk zijn. Gij vergeet Vaderland en eer om als lafaards de vreemde meester te strelen; gij knielt met ootmoed voor een Vorst die de ondergang van Vlaanderen gezworen heeft en waarom toch?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek