Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 mei 2025
Ik ga Deconinck tegemoet, opdat hij wete in welke lanen hij zijn mannen kan schikken." Enige ogenblikken hierna drongen vierduizend wevers langs verschillende zijden in het bos; zij legden zich, volgens het bevel dat zij ontvangen hadden, op de grond en zwegen. De stilte werd door hun komst maar weinig verstoord, en weldra hoorde men niets meer.
"Wacht u wel iets geweldigs te ondernemen," hervatte Deconinck. "Zijn Landheer met pracht in te halen is overal de gewoonte: dit kan de Gemeente niet onteren. Het is beter de macht tot gewichtiger pogingen te bewaren. Het Vaderland is overdekt met Franse krijgsknechten en wellicht zouden wij tegen hen tekortschieten." "Maar Meester, dit duurt reeds zo lang.
Breydel aanhoorde dit verhaal met koelheid, want al deze euveldaden waren hem niet zo pijnlijk als de moord dergene die hem in haar schoot had gedragen. Deconinck werd integendeel meer en meer verwoed, naarmate dit schriklijk toneel zich ontrolde. Voor hem waren de omstandigheden van dit verhaal zeer droevig, maar zo aanzag hij de zaak niet.
Ons is uw muiterij bekend, en het zal niet lang toeven of gij zult uw ongehoorzaamheid aan een strop boeten." Deconinck antwoordde met bedaardheid: "Mij is de vrijheid des volks dierbaarder dan het leven. Ik zal die schandelijke doodstraf zonder vrees onderstaan, want met mij sterft het volk toch niet er zijn nog mannen die het juk niet meer gewoon zijn."
"Welnu, gij weet dat onze Graaf Gwyde met al zijn Edelen gevangen is; maar er is iemand in Vlaanderen gebleven die nu van alle hulp en bijstand beroofd, het medelijden der Vlamingen om haar rampspoed en doorluchtigheid verdient." "Gij spreekt van Jonkvrouw Machteld, de dochter van Mijnheer Van Bethune," viel Deconinck in. "Hoe weet gij dit?" vroeg Adolf verbaasd.
Maar gij moet mij eerst beloven dat gij het geheim, hetwelk ik u ga vertrouwen, aan niemand zult ontdekken." "De rechtvaardigheid en de gunsten des Heren Van Nieuwland zijn onder de wolwevers nog niet vergeten," antwoordde Deconinck, "diensvolgens mag UEdele op mij als op een dankbare dienaar rekenen.
Op het gezicht der schrikkelijke stormtuigen die in menigte boven het vijandlijk leger oprezen, besloten zij, in weerwil van de Deken der beenhouwers, met de vijand in onderhandeling te treden. Maar de onrustige Breydel bemerkte hun inzicht. Als een gewonde leeuw brulde hij van woede in onverstaanbare woorden en liep alzo naar Deconinck.
"Meester Deconinck," vroeg Gwyde, "hebt gij mijn verzoek aan de ambachten kenbaar gemaakt? Zullen mij de nodige gelden bezorgd worden?" "De ambachten van Brugge," was het antwoord, "stellen al hun middelen ter uwer beschikking, edele heer.
Gij weet dat ik de zaken met koelen bloede beoordeel, en daarom veeltijds gelijk heb; voldoe mijn begeerte en schaar uw beenhouwers in orde vooruit. Wilt gij?" "Ik moet wel; want ik weet niet wat er gaande is. Houd uw wevers dan wat staande." Deconinck beval de aanleiders dat zij hun mannen zouden doen ophouden.
De Deken der wevers vergezelde hem te voet, en liet zijn paard in de baan staan, alhoewel hij er met de Graaf voorbijging, maar hij wist al te wel, dat het hem niet betaamde nevens zijn Landheer te rijden. Een weinig voor het Witbos kwamen een tiental heren hen tegemoet. Deze, Deconinck herkennende, keerden met hem terug in het woud.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek