Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
"Addenoj! Addenoj!", schreeuwde Suikerpeer, de armen smartlijk heffend: "Addenoj! De vlam slaat na bove! 't Huis, 't heele huis gaat na de raschmedij! Saartje en Moosie legge d'rin!" "En Poddy en Rebecca en de kindere!", huilde Mijntje. "'k Ga d'r in! 'k Ga d'r in!", gilde Suikerpeer, 'n traptree bestuivend. Dat maakte Essie van 'n bezeten verwoedheid.
Niets bevestigt het smartlijk voorgevoel dat ons pijnigt, ik ben zeker dat onze Heer Robrecht, uw vader, niets kwaads gebeurd is en dat mijn broeder reeds op weg is om in het Vaderland terug te keren." "En gij hebt geweend, Maria! Weent men wanneer de terugkomst eens broeders ons toelacht?" "Gij plaagt uzelf, mijn Vrouw.
"Wat smartlijk nieuws brengt gij mij zo vroeg?" "Mijn vriend Jan," antwoordde Deconinck, "ik vraag u niet waarom gij zo droef zijt: ik ken uw edelmoedige ziel. Het gedacht van slavernij doet u sterven; dit zie ik wel." "Zwijg, meester, zwijg daarvan, want mij dunkt dat de wanden mijner woning dit honend woord herhalen.
Robrecht van Bethune en Willem, zijn broeder, hadden hun dravers bij de zijde huns vaders gebracht; Raoul de Nesle en De Chatillon waren insgelijks nevens Charles de Valois, hun Veldheer, genaderd. Deze sloeg de ogen met medelijden op de witte haren van Gwyde en op het neerslachtig gelaat van zijn zoon Willem, en sprak: "Ik bid u, edele Graaf, geloof dat uw smartlijk lot mij pijnt.
Dan, driftig de elbogen in 't kussen borend en geen oog van Eleazar's lippen afhoudend, vroeg-ie: "...Heit-ie me opgegeven?" "Nee." "Dat lieg-ie! Dat lieg-ie! 'k Zie 't an je smoel!", jammerde de zieke, den mond smartlijk gevierkant.
En uit het glazen spuitje, zacht voortgeduwd door den gummidop, viel een druppel uit het zwartste fleschje Het kind balde de vuistjes, hijgde snuivend door de kleine neusgaten, vertrok smartlijk de lippen, klaagde zachtjes... O!... O!... O!.. Het zilvernitraat beet kort in de watersproeiing volgde en het jongske geheel blind, tastte naar zijn plaats, 't ééne vuistje voor het gebrande oog.
"Sloof 'k me nie de heele dag voor ze uit?", keef hij kort, een schil op z'n kaart leggend. "O, ikke nie?", klaagde zij smartlijk, om de pijn van het weer zuigend kind: "ikke nie? Og, wad-'n stik etter!" "Stik etter?", vlamde hij op: "stik etter?... Wat mod-je van mijn, uitgespogen schtik spek!... Krijg nièt ellek jaar 'n kind!.... Wat doe 'k met al dat krièl!....
Ik keek tweemaal, doch doe 't niet meer. Wat zaagt ge? Een smartlijk schouwspel: een geduldig Starende jonkman aan een kruis genageld. Wat meer? De hemel in het rond, en de aard Omlaag, was dicht bevolkt met vormen van Menschlijken dood, alle verschriklijk, en Gewrocht door menschehand; en enkle schenen Het werk van menscheharten, moordend traag Door frons en glimlach.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek