Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juli 2025


In dien zin bovenal was de tegenwoordigheid van Lieveken eene weldaad voor de Damhouts; want ondanks het naailoon, was er veel te kort, en worstelde de arme Christina tegen eenen klimmenden nood. De ziekte van haren man dwong haar tot vele buitengewone uitgaven; zij had zelfs in 't geheim reeds hare oorringen en andere kleine juweelen verpand.

Daar zeide de vrouw met bedwongene stem: "Heb moed, mijn kind. Gij gaat zoo langzaam. Zijt gij vervaard?" "Ja, moeder, ik weet niet, mijn hart klopt zoo angstig!" zuchtte het meisje. "O, hemel! vreest gij nu, dat de Damhouts ons gebed zouden kunnen verstooten? Doe mij niet beven. Eilaas, wat zou er dan van ons geworden?"

Hunne afwezigheid zou dienvolgens ten hoogste eenige maanden duren. Vrouw Wildenslag ging juichend en met groote blijdschap haar vertrek naar Frankrijk in de gansche buurt aankondigen. Toen zij in de woning der Damhouts kwam, was zij vergezeld door haren man, die nu zijne luidruchtige welgemoedheid geheel had teruggevonden en roemde op het hooge dagloon, dat men in Frankrijk genoot.

"Wat komt gij mij spreken van bazin Damhout!" was het bitsig antwoord. "Zij is eene goede, brave vrouw, dit zal ik niet loochenen; maar de Damhouts zijn geene menschen gelijk wij. Wees zeker, Wildenslag, zij hebben eigendommen of uitgezet geld, alhoewel ze het verbergen." "Neen, dit hebben ze niet. Er komt geen cent in huis, dien Adriaan Damhout niet op de fabriek heeft gewonnen.

Het is eene herinnering mijner kindsheid, die tegen mijnen dank opwelt in mijn hart." Op eenen Zondag, bij het vallen van den avond, verlieten eene reeds bejaarde vrouw en een jong meisje de enge stege, waar de Damhouts vroeger hadden gewoond.

In den kelder lag eene ton bier op hare stelling; een gemetste bak bevatte een zeker getal flesschen wijn, en er stond zelfs een groote oplegpot, die ongetwijfeld eenen voorraad boter bevatte. Dit deed de Damhouts zeggen, dat M. Raemdonck niets had vergeten, en zijn neef alles in gereedheid zou vinden, als hadde hij zelf het huis sedert lang bewoond.

"Eene aalmoes gaan vragen, moeder! Aan ... aan de Damhouts! Ik, het kleine Lieveken, die zij zoo teeder hebben bemind, die met hen dorst droomen van toekomst en van geluk! O, mijne schoone kindsheid, hoe tergend ontstaat gij voor mijne oogen! Bedelaresse? Lieveken eene bedelaresse!" "Neen, kind, wees niet zoo wreed voor u zelve. Wij komen hulp vragen, ja, maar bedelaressen zijn wij toch niet."

De brief, waarin Damhout aandrong om Godelieve het fabriekwerk te doen verlaten, zou hem waarschijnlijk hebben doen besluiten alle betrekking tusschen zijn huisgezin en de Damhouts af te breken. Misschien had het woeste gezelschap, waarin Godelieve veroordeeld was te leven, reeds eenen verderfelijken invloed op haar uitgeoefend?

Door iedereen nagekeken, geroemd en geprezen, kwamen de Damhouts eindelijk in hunne kleine stege.

Lieveken, die ook deel had in de kwade bejegeningen harer broeders en zusters, was de eenige troost, die bazin Wildenslag overbleef; want dit kind ten minste beminde en eerbiedigde haar, en het weende tranen van liefde en van medelijden op hare borst, wanneer de overigen haar hadden mishandeld of gehoond. In de woning der Damhouts deed de ellende zich zoo spoedig niet gevoelen.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek