Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 oktober 2025
"Dit gaat mij niet aan, ik heb mijn handschoen geworpen, de Veldheer heeft hem opgenomen; hij bepale de tijd die hij bestemt, om dezelve mij weder te geven." "Het zij zo," sprak Robert d'Artois. "Indien de slag niet tot zonsondergang duurt, zal ik u reeds dezelfde avond gaan zoeken." "Geef u die moeite niet," antwoordde Hugo, "ik zal eer bij u zijn dan gij denken zult."
Pierre de Fenin, p. 624 van Bonne d'Artois: "et avec ce ne portoit point d'estat sur son chief comment autres dames
De Konstabel Rodolf, merkende dat de doortocht voor zijn ruiters onmogelijk was, kwam bij Mijnheer d'Artois en riep: "Voorwaar, ik zeg u, Graaf, dat wij onze lieden in groot gevaar stellen met hen alzo in die beek te jagen; geen enkel paard wil, noch kan er over. Laat ons liever onze vijanden uit hun legerplaats lokken; geloof mij, gij waagt ons allen in dit spel."
"Mijne heren," riep Robert d'Artois, "dit is een schone gelegenheid: wij konden niet beter wensen, al de Vlamingen zijn bij Kortrijk te saamgelopen. Wij gaan erop aanvallen, en zo straffe mij God, indien er veel ontvlieden: de voeten onzer paarden zullen over dit slechte volk recht doen. Gij, bode, blijft in het leger, morgen zult gij met ons te Kortrijk zijn. Nu nog een teug voor de laatsten.
Mijnheer Valepaiële, die bij Robert d'Artois stond, de voortgang der schutters ziende, riep: "Seneschalk, die slechte voetknechten zullen zoveel doen dat zij alleen de eer des gevechts zullen halen. Indien zij de vijand uiteendrijven, wat komen wij, ridders, hier dan doen? Dit is schande, wij staan hier alsof wij niet dorsten strijden." "Montjoie St.-Denis!" schreeuwde Robert. "Vooruit Konstabel!
Op dien tocht kort hij zich den tijd, door met twee of drie wapenbroeders: Philippe d'Artois, diens seneschalk en een zekeren Cresecque, een dichterlijke verdediging te geven van de edele, trouwe minne, zooals zij den volmaakten ridder betaamt: Le livre des Cent ballades. Goed, waarom niet? Het moest hem leeren, dunkt ons, de wereld niet langer door dat gekleurde glaasje te zien.
"Indien ik nog op de eer van Frankrijk drinke, dan straffe mij God!" riep hij. Robert d'Artois ontvlamde in woede, hij sloeg zo sterk met zijn schaal op de tafel dat de drinkvaten der andere ridders opsprongen. Hij riep: "Bij God, Mijnheer Van Arkel, gij zult op de eer van Frankrijk drinken ... Ik wil het!"
Wanneer een van ons hem onder 't praten toekeek, knikte hij seffens gewillig tegen. Hij beantwoordde alleman's teug. Dronk ik, hij dronk. Dronk daarop Lemonnier, hij nam een slokje uit beleefdheid. Dronk dan de geheeldronken d'Artois, hij insgelijks, om goede manieren te toonen, dronk maar.... Kortom, hij was de hoofsche goedkeuring zelve.
Dat zij aan den beruchten slag der Gulden Sporen een aanzienlijk deel genomen hebben, blijkt uit eene oude Vlaamsche kroniek, door ons reeds aangehaald, waarin Robert d'Artois, de Fransche veldheer, al de Vlamingen, welke hij bij Kortrijk gereed ziet om hem slag te leveren, Kerels noemt. In 1322, had de graaf van Vlaanderen de stad Sluis aan zijnen oom, Jan van Namen, gegeven.
"Mijnheer d'Artois," antwoordde Rodolf, "omdat mijn dochter in Vlaanderen woont, belet mij dit niet zo goede Fransman als iemand te zijn; mijn degen heeft dit genoeg bewezen, en ik heb daarom reden te geloven dat deze ridders uw schertsende woorden geen gehoor geven zullen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek