Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 oktober 2025
Er stroomt ook nog Diets bloed in mijn aderen, en ik zal niet lijden dat men mijn broederen als honden behandele; zij voeren de krijg in het open veld, en moeten dus volgens de wetten des oorlogs bestreden worden." "Bij St.-Jacob mijn Patroon!" hernam d'Artois. "Is het mogelijk dat gijlieden die slechte boeren kunt voorstaan?
De bazin, een onaangenaam wijf, deed opmerken dat de herberg slechts bij toeval open was gebleven, dat zij geen tijd had om koffie te zetten en maar hoopte dat de heeren gauw zouden oprukken. Fritz d'Artois stond bij dezen onvriendelijken uitval recht en overdonderde de zure waardin met de gekste aller redevoeringen.
De Veldheer Robert d'Artois was wel een ervaren en dapper krijgsman, maar hij was al te vermetel; hij dacht het hier niet nodig met voorzichtigheid te werk te gaan, en stelde zich voor dat hij met de eerste aanval het Vlaamse leger overhoop zou lopen.
Benevens de Leeuw van Vlaanderen en Charles de Valois, was Robert d'Artois een der moedigste krijgsoversten van Europa; boven deze twee eerste ridders bezat hij nog die ondervinding en ervarenheid, welke hij uit zijn talrijke tochten geput had; nooit was het harnas acht volle dagen van zijn lichaam geweest, en zijn haren waren onder de helm vergrijsd.
Hij wierp een lias met schuldbrieven van kleine kooplieden, die in bekrompen omstandigheden waren, op 't vuur. Toen schreef hij een brief, dien hij verzegelde en op welks adres men had kunnen lezen, zoo iemand op dat oogenblik in de kamer ware geweest: "Aan Mijnheer Laffitte, bankier, rue d'Artois te Parijs."
De Bourgondiër had eerst bij de lijkplechtigheid grooten rouw gedreven, daarna, toen hij zag, dat het onderzoek zich zou uitstrekken tot in zijn hotel d'Artois, waar hij de moordenaars verborgen hield, had hij in den raad zijn oom Berry ter zijde genomen en hem bekend, dat hij door inblazing des duivels den moord had laten plegen. Hij was daarop uit Parijs gevlucht naar Vlaanderen.
"Voorwaar," sprak Jan van Raneel, de Leliaard , "voorwaar, Mijnheer d'Artois, gij hebt gelijk; want het is niet mogelijk iets met die muitelingen uit te richten; zij zijn te rijk, en zouden zich weldra boven ons achten: reeds willen zij niet meer bekennen dat wij, die uit edel bloed gesproten zijn, hen als onze onderdanen mogen behandelen, alsof het geld, dat zij met handwerk gewonnen hebben, hun bloed edeler maken kon.
De ridders bezagen hem met nieuwsgierigheid, terwijl hij een vel perkament onder uit zijn harnas toog. Hetzelve aan de Veldheer gereikt hebbende, sprak hij: "Mijnheer, dit schrift betuigt u dat ik door Mijnheer Van Lens uit Kortrijk tot U gezonden ben, om u over onze nood te klagen." "Welaan, spreek!" riep d'Artois met ongeduld.
Gij, Graaf Robert, zijt in dit ogenblik niet meester over uw leven; indien gij sneuveldet, zou het leger van uw Vorst zonder Veldheer blijven, en diensvolgens aan de wanorde en de verdeeldheid blootgesteld worden: dit moogt gij niet wagen. U, Mijnheer Van Arkel, vraag ik, of gij aan de dapperheid van Mijnheer d'Artois twijfelt?"
En noemt dit volk niet een hoop boeren, wij zullen er spel genoeg mede hebben, en staan zij niet onder de zoon van hun Vorst?" "Konstabel De Nesle," riep d'Artois hem driftig tegen, "ik weet dat gij de Vlamingen uitermate bemint. Die liefde vereert u, inderdaad! Het is gewis uw dochter, die u zulke loflijke gevoelens inboezemt ?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek