Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Insgelijks had hij het slot te Sijsele tot de grond vernield, omdat de Kastelein een gezworene Leliaard was, en de Fransen een schuilplaats binnen zijn muren had gegeven . De zegepralende komst van Gwyde vervoerde de Bruggelingen met blijdschap: in alle straten juichte de menigte met herhaalde kreten: "Heil onze Graaf! Vlaanderen de Leeuw!"
"Verschoon mij, Mijnheer, indien mijn woorden u gehoond hebben," antwoordde de Deken, "het is zo moeilijk de goeden uit de kwaden te kennen, dat men zich met recht van allen mistrouwt. Veroorloof mij u een woord te vragen, opdat alle twijfel in mij verdwijne: is UEdele een Leliaard?"
De Vlamingen, heel verwonderd dat zij niet meer te strijden hadden, en nog gans door de drift vervoerd, liepen bij hopen door de velden om de gevluchten te vervolgen; bij Sint-Magdalena's pesthuizen achterhaalden zij een bende van De St.-Pols lieden en sloegen ze allen dood; een weinig verder vonden zij Mijnheer Willem van Mosser, de Leliaard, die met nog enige anderen uit de strijd ontlopen was.
De eerste die zijn handen ergens aansteekt, zal het zich bitterlijk berouwen. Men volge mij!" De burger, welke deze Franse krijgsknechten ten leidsman moest dienen, was geen ander dan meester Brakels, de Leliaard, die uit het weversambacht gebannen was.
Door de verwijdering dezer strijdbare mannen verstout zijnde, gaven de Fransen zich aan alle losbandigheden over, en behandelden de overgebleven inwoners als gekochte slaven . Nochtans waren er veel Bruggelingen, welke door de Fransen niet gehinderd werden en met hen spraken en vrolijk waren, alsof zij met broeders hadden omgegaan; doch dit waren Vlamingen, die hun vaderland verloochend hadden, en de gunst der vreemden door laagheid poogden te verkrijgen: zij roemden op de schandnaam van Leliaard als op een erewoord.
Nu ontvlamde de woede van de Leliaard: scheldwoorden en bedreigingen tegen Deconinck vielen onstuimiglijk uit zijn mond. De Deken bleef met de grootste onverschilligheid in zijn stoel zitten, en antwoordde niet op de lasteringen zijns tegenstrevers. Hierop kwamen twee sterke gezellen, als deurwaarders aangesteld, bij de gebannene en bevolen hem het Pand op staande voet te verlaten.
Eensklaps ging er een stem onder hen op en de schreeuw: "Hij zij gebannen, de Leliaard! Geen Fransgezinden onder ons!" werd menigmaal herhaald. Deconinck moest al de invloed welke hij op zijn makkers had, om hen te stillen gebruiken; want menige toonde zich tot gewelddaden genegen.
De Kanselier Pierre Flotte, de Stadsvoogd De Mortenay en Jan van Gistel, de Leliaard, schenen met hem over een zeer aanbelangend voorwerp te handelen; want hun gebaren toonden de uiterste drift.
Het zien van zijn eigen bloed maakte hem uitzinnig: schuim kwam op zijn mond, en de ridder, die hem gewond had, met een vluchtige blik aanziende, wierp hij zijn bijl weg; zich dan onder de speer van zijn vijand bukkende sprong hij met razende furie tegen het paard op en klampte zich vast aan het lichaam van de Leliaard.
Hoe beneep zich het hart van de Leliaard, wanneer deze duizend bijlen als een doodvonnis hem tegenblonken; hij keerde zich om naar de andere ridders, en sprak op een droeve toon: "Wij moeten sterven, Mijne heren, er is geen genade voor ons; want zij hijgen naar ons bloed als dorstige honden. Zij zullen niet heengaan. Och God, wat gaan wij doen?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek