Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 oktober 2025
De moeder van Marrije, eene met buitengewone lichaamskracht begaafde vrouw, was het kinderspel geweest met een zoo lichten last als Cilie was, den dijk op te schrijden, en lang voor het Allard gelukt was, dien te bereiken, stond zij daarop, met den eenen arm het nog altijd kermende en gillende meisje tegen zich aanklemmende, en met den anderen allerlei bewegingen makende, terwijl zij al krijschende de afschuwelijkste verwenschingen uitbraakte.
Zeer natuurlijk zouden de reizigers het gevonden hebben, als de waardin van Baveno nu gevraagd had, in welk werelddeel Holland te huis behoorde, daar men hun aan het Postkantoor te Milaan verklaard had, dit land niet te kennen, en een beroemd Historicus te Genève, het Groot-Hertogdom Holland onder de Duitsche Staten had opgeteld; maar tot hunne verbazing begon de vrouw op eens luide vreugdekreten voort te brengen, en eenige Heiligen aan te roepen om in haar blijdschap te deelen, terwijl zij hare dochter uit de keuken binnenhaalde, meer gillende dan sprekende: "Cilie, zie dan toch! het zijn, bij den Heiligen X., Hollanders!"
Zijn voorkomen betrok echter weder, toen Allard van Cilie gewaagde, en hare wonderschoone stem prees, en nog donkerder werd zijn blik, toen het meisje binnenkwam, en hij bemerkte, dat niet alleen het oog van zijn bezoeker met welgevallen op haar rustte, maar dat alles in zijne pupil den grooten indruk verraadde, door den jongen en knappen vreemdeling op haar gemoed gemaakt.
Opnieuw stiet Allard een geweldigen kreet uit, terwijl hij zijn vaart verdubbelde, want het witte gewaad der aldus weggevoerde, en de klank van hare stem liet hem geen twijfel over, of het was Cilie die zich in de macht harer vijandin bevond en die door haar naar het meer werd gesleept, met een licht te bevroeden, afgrijselijk doel.
In 't eerst schreef hij dit woest bedrijf toe aan de moeder van Marrije, maar de huishoudster verzekerde, dat zij reeds voor veertien dagen met hare gansche familie naar 't Bentheimsche was vertrokken, en.. klonk daar niet in de verte de stem van Cilie? Gewis, en veel vreemder dan ooit!
Zoo stonden de zaken, toen Cilie kennis maakte met jonker Allard; eene kennismaking, die hij hoopte dat tot niets zou leiden, maar die aldra dreigde zijne hoop op een eindelijke bevrediging zijner wenschen geheel te verijdelen, zoo hij er niets op vond, om een spaak in 't wiel te steken.
»Ach!" riep zij, »ik zij goed ben deze menschen, maar zij boos op mij! Wat doen?" »Wèl blijven doen, Cilie: maar zeer voorzichtig, ja ~zeer~ voorzichtig wezen." »O ja! ik.... maar mijneer mij gelooven goed?" »Kun je dat vragen, Cilie?" »Dieu merci!" en zij lei hare hand in die van Allard. Goddank. »Gij gelooven mij goed, Dieu merci! Och! waarom niet hier wezen altijd?"
En was men zoo verre gekomen, waren de banden, die Cilie aan Allard knoopten, op deze wijze losgemaakt, dan wilde hij opnieuw beproeven, wat met het meisje was aan te vangen, en of hij haar, 't zij door overreding of geweld, tot de zijne zou kunnen maken. Maar.... al die zoo vernuftig gemaakte berekeningen faalden.
Kleine zottin. Maar.... als alle idyllen, was ook de hunne kort, en helaas! al te kort. Eens op een morgen kwam Allard vroeger dan naar gewoonte, aan het schuthuis, en hoe verheugd Cilie ook was hem nu al te zien, hare vreugde verkeerde aldra in angst, bij 't aanschouwen der donkere wolken, die er rustten op zijn voorhoofd. En waarlijk niet zonder reden, stond zijn wezen zoo droef.
't Werd Allard droef te moede bij het ontvangen van dat bericht, en hij maakte zich in hooge mate ongerust over de gevolgen, die dit overlijden, onder dergelijke omstandigheden, voor de arme Cilie kon hebben.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek