Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juni 2025


En als alle anderen waren zij hoogst verwonderd, toen zij Parthenius en Sigerius den lanista langs hen zagen geleiden, de galerij af, tot in de tegenwoordigheid van Domitianus. Nieuwsgierig keken zij uit van ter zijde. En zij zagen, hoe de gladiator knielde en hoe de Keizer hem even de hand legde op zijn ruigkroezen kruin. De Keizer bewoog even de lippen, Carpoforus scheen iets te vragen.

Nilus!! donderden de gladiatoren, Colosseros en Carpoforus van af de hoogste rij; hièr is een plaats voor jou! En mijn moeder!? riep Nilus en wees op de dikke Alexandrijnsche. Alexa! Alexa! noodde Taurus, tusschen zijn acht meiden, zijn overbuurvrouw. Hier is een plaats voor jou! En zijn meiden, met hem, riepen: Alexa! Alexandrina! En voor mijn slaven?! riep Nilus. Hier! Hièr!

Nou, zei de dominus troostelijk. Dat is nou zoo èrg ook niet. Carpoforus, die heeft wel begrepen, dat jullie het heel aardig vonden, dat hij het vroeg. De Keizer was wèl heel goed voor hem en hij had gelijk, van zijn standpunt, dat hij hem met Colosseros en de gladiatoren ging wreken, al loopt hij gevaar een marmeren borstbeeld tegen zijn kop te krijgen, zoo als ik zag, dat ze uit de nissen van het Septizonium neêr keilden. Ja, jongens, afscheid nemen is

De heeren kwamen uit. Zij hadden niet meer dan zwijgende den Keizer begroet; de Keizer had hun geen woord gezegd. Toch zouden zij den doodstraf waardig geweest zijn, zoo zij de admissio niet hadden bijgewoond. Plinius naderde den lanista. Welken gunst heb je gevraagd, Jager? vroeg Plinius, die reeds ried. Cecilius meê te mogen nemen, antwoordde Carpoforus. En....? De Keizer stond toe.

Hij rees reuzig op zijn groot ros en Martialis, die naar zijn boonen zag in het moestuintje, herkende Carpoforus. De Jager wierp zich af en naderde, de teugels van het paard in de vuist. Zoo, beroemde Jager! groette de dichter; op wien ik zoo vele epigrammen schreef om je dapperheid en kracht te vereeuwigen, als op niemand anders, geloof ik! Ben je daar! De edele Plinius, heer....

Ik heb ze nooit iets gezegd, zei Colosseros, verbaasd. Ik ook niet, zei Carpoforus. Ze weten altijd alles, verzekerde de dominus. Ze weten precies wèlke "aardige" sommetjes ik in depozito heb gegeven in Syracuze en Antiochië, voor mijn ouden dag, als ik lekker en lui dacht te leven. Lekker en lui? riepen de jongens. Je bent toch nog geen oude senex?? Al ben je niet meer een adulescens!

Hij wachtte nu buiten op het paleisplein, de area-palatina en allen, die beneden aan de trappen stonden te gapen naar de draagstoelen, die aankwamen en vertrokken, naar de Aanzienlijken, die instegen en uitstegen, wezen den Jager, Carpoforus, die in het Colosseum worstelde met leeuwen en beren.

Af van de planken, soccus uit, waren zij weêr kinderen, hadden zij pret, hoste Cecilius op Colosseros' knie, reed Cecilianus, schaterlachende, paardje op den massieven nek van Carpoforus, die zijn vuisten om de enkels van den jongen sloeg. Het aularium òp. Applaus. Broeiende warmte; boven het velarium rolde de donder.... De toeschouwers snakten naar adem. W

In deze plotse ontteugeling der hartstochten, om de reiskar der komedianten, was een oogenblik Carpoforus wezenloos blijven staan, de vuisten gebald, de oogen als verblind door een razernij, die al zijn bloed hem naar zijn nauwe brein op deed golven. Tot hij eensklaps bulderde tot Colosseros: M

Ja, Carpoforus.... Ik voèl het nu.... Het is in me gescheurd.... Het doet hièr altijd pijn, in mijn hart.... Wij zijn éen, Cecilius en ik.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek