Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 mei 2025
Nochtans indien zij aan de voorrechten onzer stad dorsten raken zou ik de eerste zijn die u tot weerstand zou vermanen; maar echter nog niet door openbaar geweld; er zijn andere wapenen die men met meer veiligheid kan gebruiken." "Meester," viel Jan Breydel uit, "ik begrijp u. Gij hebt altijd gelijk alsof uw woorden op perkament geschreven stonden.
Luister, en hou het u voor gezegd: laat het onweder stillekens wat afdrijven; laat de krijgsknechten gedeeltelijk naar Frankrijk vertrekken; geef de Fransen en Leliaards wat toe, opdat zij in hun waakzaamheid verslappen...." "Neen," viel Breydel in, "dit mag niet zijn.
Dan verhief zich de stem van Jan Breydel, hij riep: "Macecliers, schaart u in gelederen voor het hoofd des lichaams! Ieder in zijn bende maakt spoed!" Onderwijl liep hij tussen de beenhouwers en schikte ze in hun plaats. Wanneer dit gedaan was, kwam hij weder bij Deconinck en sprak: "Wij zijn klaar, meester, gij kunt de tocht gebieden."
In dezelfde morgen dat Gwyde bezig was met de trouwe diensten van Deconinck en Breydel te belonen, had de Franse Veldheer zijn voornaamste ridders tot een prachtig gastmaal genodigd.
Indien Jan Breydel door de Deken der wevers niet ware wederhouden geweest, zouden die schandelijke schilderijen het volk niet lang verbitterd hebben; maar nu verkropte hij zijn spijt en aanzag het alles met een somber geduld. Deconinck had hem doen begrijpen dat het ogenblik niet gekomen was. De Katelijnestraat was op haar gehele lengte met sneeuwwit lijnwaad en lange loofkransen behangen.
Het vuur der razernij glimde op hun brandende wezenstrekken, en het wit hunner ogen was met rode bloedaders overdekt. Echter kon geen van beiden de andere van plaats doen veranderen: men zou gedacht hebben dat hun voeten in de grond, die zij drukten, geworteld waren. De aders lagen als koorden op de armen van Breydel, zozeer waren zij gezwollen.
"Ik wel," antwoordde Breydel. "De balsem die mij genezen kan, is mij bekend; maar de macht ontbreekt mij. O mijn arme moeder! Zij hebben hun handen in uw bloed gedoopt, omdat uw zoon een Vlaming is en die zoon, o doemnis! die zoon kan u niet wreken!"
De gelaatstrekken van Breydel staken zonderling tegen deze sombere en getaande wezens af; terwijl de meesten zijner makkers, de schrik in het hart van de aanschouwer, door hun aaklige uitdrukking joegen, was het aangezicht van Breydel aangenaam en edel: schone blauwe ogen vlamden onder dunne wenkbrauwen, lange lokken blond haar rolden over de kraag van zijn kolder en een zachte baard verlengde het zwierig ovaal zijns wezens.
Hij nam de hand van Deconinck, bracht dezelve tegen zijn hart, en sprak: "Gij alleen, o vriend, kent mij; gij alleen kunt mijn ziel raken en troosten." "Maar meester Jan," hernam Deconinck, "mijn bezoek heeft een ander doel; gij weet dat wij beloofd hebben de jonge Machteld te bewaren?" "O doemnis!" riep Breydel met onstuimigheid.
De tegenwoordige personen luisterden met nieuwsgierigheid op de losse rede van de Deken der beenhouwers. Zijn stem was aangenaam en zoetluidend, alhoewel zij de laffe vrouwentoon niet bezat. Deconinck in zichzelve oordelende dat het voornemen van Breydel schadelijk was, antwoordde: "Meester Jan, ik ga met u uit wij zullen onder ons de nodige maatregelen beramen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek