Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 november 2025
Toen de klok elf geslagen had, kwam de oude Bouke den Baron verwittigen, dat het ontbijt gereed was: waarop Reede zijn gasten verzocht, hem naar de groote ridderzaal te volgen.
Onder een drok gesprek traden zij het slot binnen. In de ondergang ontmoette hen de oude Frans, die van den Baron kwam, en hun verzocht dadelijk binnen te gaan, vermits Zijn Edelheid hen spreken moest. "Wij komen al," zeide Joan: "wacht ik zal even Veltman gaan vastleggen." "Heden neen!" zeide Bouke: "Veltman moet medegaan en aan Mijnheer vertellen, dat hij de oorzaak is dat ik met u op reis ga."
Intusschen was Bouke, die meer bedaardheid van geest bezat dan zijn Heer, uit den wagen geklommen en naar de ruiters toegestapt, aan welke hij vroeg, wie en waar hun hoofdman was, daar het toch billijk scheen te zijn, dat men aan den heer des huizes reden gaf, waarom hem de toegang tot zijn eigen slot ontzegd werd, althans in vredestijd en door soldaten in dienst van den lande.
Hij scheen thans een al te groote gemeenzaamheid tusschen de beide jonge lieden te schromen: hij bracht Joan veel op groote partijen, gaf zelf feest op feest en liet Ulrica zoomin mogelijk met haar gewezen broeder alléén. "Bouke!" zeide de jongeling meermalen tegen zijn wapenbroeder: "de oude Heer is niet meer wat hij geweest is.
"Dat doet er zooveel toe," zeide Geertrui, hem naar zich toetrekkende en zoo zacht mogelijk sprekende, "als dat die page evenzoo goed wist als jij en ik, dat Joan Mijnheers kind niet is." "Bewaar ons," riep Bouke, achteruitspringende: "dan moet jij het hem verteld hebben."
Misschien wordt hij met den tijd kolonel of nog meer en draagt een sjerp en een halsberg: dat zal hem anders staan dan een bef of mantel." "Maar bedenk toch, Bouke! een knaap van zijne jaren zoo maar zonder leiding naar een vreemd land te sturen! Wat moet er van hem worden?" "Alleen kan hij niet gaan," hernam Bouke: "kalfvleis, halfvleis: jongelui, domme lui.
"Met sabel en pistolen." "En uw bediende?" "Zooals ik: nietwaar Bouke?" "Altijd, gelijk uwe Edelheid weet: want zoo de Heer zoo de Knecht, en men moet huilen met...." "Houd den mond met uw spreekwoorden," grauwde Reede hem toe, terwijl hij, afgestegen zijnde, zijn paard vastbond.
Overleg is 't halve werk; maar naar mijn dom verstand zullen zij zich zoo licht niet laten knevelen. Hoe krijgen wij ze mee? de laatste loodjes wegen het zwaarst. Ik heb maar een klein end touw, en om er vier te binden, vooral als zij zich verweren...." "Praatjes!" mompelde Reede: "wij nemen de toomen onzer paarden." "En onze paarden loopen haroet," zeide Bouke.
"Dat zal Dominee spoedig begrijpen," viel Bouke in, "als Uw Weleer waarde weet, dat de Jonker onder mijn protectie heengaat: want ik deug tot weinig anders als tot een krijgsmakker; ofschoon ik zorgen zal, dat de Jonker geen Arminiaansche begrippen....."
Dan, toen lachte alles mij toe, en thans.... o! 't ware beter dat ik nooit geboren geweest ware." "Foei!" zeide Geert: "dat zeide onze Heer van den boozen Judas; maar zulk een aarstverrader hoop ik, dat gij niet geworden zijt!" "Dat hoop ik ook niet," riep Bouke, die op dit oogenblik met een mand met eten de kamer binnenkwam; "maar wat doe jij hier, Geert?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek