United States or Saint Pierre and Miquelon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waarvoor zijt ge dan bevreesd, daar ge zelf beweert, dat het water niet meer stijgt? Voelt gij u niet zwaar in het hoofd, geen kloppen of bonzen? Haalt gij gemakkelijk adem? Ik niet. Ik heb hoofdpijn. Ik voel mij of ik in zwijm zal vallen. Mijn slapen bonzen geducht. Ik ben krachteloos. Juist, daarin schuilt het gevaar. Hoelang kunnen wij in deze lucht leven? Dat weet ik niet.

Dat Flitz zoo langzamerhand van den drup iets meekreeg, zal niemand verwonderen, evenmin als het iemand bevreemden zal dat het toeven aan die plaats, hem om verschillende redenen hoe langer zoo onaangenamer werd. Eensklaps echter begint hem het hart vreeselijk te bonzen. Hij hoort iets. Ja, duidelijk.... zuchten! Zuchten, somwijlen afgewisseld door een onderaardsch brommend geluid.

's Nachts, toen wij ons op onze matrassen telkens omkeerden, gekweld door ontzagwekkende droomen, klonken overal om ons heen de neusklanken van 't psalmgezang der bonzen, die een soort van litanie aanhieven. Dat duurde lang en begon al vroeg weer in den morgen als antwoord op het gekraai der ontwakende hanen.

De bonzen en monniken van deze godsdienst vormden, in den keizerlijken stoet, onafzienbare rijen: al deftige personages, met half of heel kaal geschoren kruin, nu eens blootshoofds, dan weer gedekt met zonderlinge baretten, met mijters, met mutsen of breedgerande hoeden.

Maar Hoyer is al te ver heen, hij begint bij de bonzen van de S. D. A. P. te hooren, en maakt een gebaar van twijfel met z'n handen en z'n schouders. Wat we eigenlijk doen zouden is ons nooit duidelijk geweest. Iets zouden we doen.

En hij zelf ziet zich staan, terwijl hij toch niet weenen kan en wel zou willen weenen. Hij hoopt dan de aandoeningen opeen over hem, schept met groote brokken weemoed het verleden tot een lillende wroeging te voorschijn en hijgt onder 't bonzen, dat aanhoudend door zijn slapen slaat. Bleek, als door een wazig floers heen, klaart op, bijkans alover moeders bleek gezicht, zijne kindsheid.

De scherpe fluiten gillen, de machines bonzen en ratelen, van zwaaiend uitgerekte kranen-armen af dalen geweldige bonken van in kettingen saamgesnoerde balen en kisten naar de volgehoopte kade, waar de donkere koeliedrommen warrend dooreen bewegen tusschen de rij der schepen en de rij der loodsen, gapende open aan weerszij.

De eenzaamheid, de woeste streek, de donkerheid, het ruischen van het water, het loeien van den wind, dat alles vereenigde zich met dat voortdurend, schrikbarend bonzen en stampen, om onze helden het hart in de borst te doen trillen.

Eindelijk bedaarde ze, scheen in te slapen en roerde niet meer. Ernest zat met gesloten oogen. Alles roezemoesde dooreen in zijn kop. Het bonzen van dezen morgen en middag herkwam met versch gedreun, en de pijn zinderde door zijne hersens. Hoe akelig scheidde de dag!

Zij komen, werkend en proestend, stormen hoog op hem af, en trekken zich weer terug, alsof zij hun witte koppen gestooten hebben. Maar 't is een stormloopen: zij gebruiken groote ijsstukken als schild, stukken hout als stormrammen; zij storten, bonzen en bruisen tegen den armen muur op, tot het opeens is, alsof deze hun een: "Wees voorzichtig!" toeroept.