Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 mei 2025


Geboren, arg- en schuldeloos, daar God u eens te willen koos, daar staat ge: en, in den zonneschijn, al dat gij doet is blomme zijn! 't Is wezen, 't geen mijne ooge aanziet, 't is waarheid, en ge'n dobbelt niet; en die door u mijn hert verblijdt is enkel, zoo gij enkel zijt! Hoe stille is 't! 't En verwaait med al geen bladtje, dat ons stooren zal;

Maar van de zulle gletste de truis naar beneden en viel een dag of twee lang en rolde eindelinge ieverst op't kerkhof van een buitenparochie neder. Nauwelijks lagen de goudene sleutels tusschen 't gers en de blomkes van 't kerkhof te glinsteren, of daar schoot een schoone blomme op, eene blomme die, nog nooit op aarde gegroeid noch gebloeid hadde, waarvan de naam zelve niet en bestond.

Gij zijt er met uw' neuze en met uw tonge al ingegaan; gij hebt eraan geroken en van alles aan gedaan, daarom, daarin, daarover, op uw' vlerken alle twee: ik wonder hoe die blomme u laat geworden, zoo ter lee ! Och, ware ik in heur' plaatse, ik hiet u varen, en ik sloot zoo seffens al dat werk, al dat geruchte uit mijnen schoot, en 'k...: „Rap, uit mijnen weg en uit mijn zunne, dat ik zie: houdt op, en laat mij werken, of ik strale u!” zei de bie.

Bermhertigheid voor 't schamel wied, eilaas, dat ge al te ongeren ziet: aanschouwt hoe 't, ja, de steenen, de vuile brokken, daar 't geweld der steêlie'n meê den buiten kwelt, komt zedig groen verleenen. Aanschouwt, op elken staf, hoe lief elk distel hoofd zijn' blommen hief, geheel of half maar open; hoe net, van niemand aangeraakt, een' krage om elke blomme blaakt, vol verschen dauw gedropen.

geen rimpelken in 't lief gelaat des waters, dat vol blommen staat; geen wind, geen woord: rondom gespreid, al schaduwe, al stilzwijgendheid! Dan, diepe, diepe in 't water, blauwt, half groen geblest , de hemelvaut; en, priemend' hier en daar vergaat een langgesponnen zonnedraad. Hoe eerbaar, edel, schoone en fijn kan toch eene enkele blomme zijn,

't Ging nader en bezag de blomme wat nauwkeuriger, maar wat stond het verbaasd, toen het te midden in den bloemenstruik een truis gouden sleutels zag liggen, die aan een gouden ringel geschakeld zaten en waarin het woord "Hemel" gesneden stond.

De schamele, oude boom, die midden in de vaten, veracht en ongetroost, des olieboeters staat; hij weet dat 't zomer is en zou hij, zou hij 't laten, te bloeien, nu dat al dat blomme is opengaat? Gestapeld, rondom hem, zijn tonnen, tonnen, tonnen, die olie zweeten al, en stinken. Schouwen ook, verheven boven 't dak des oliebouws, en jonnen maar bitterheid den boom en afgerolden rook.

'k Ben ver van u, ofschoon gij, zoete bronne van al dat leven is of immer leven doet, mij naast van al genaakt en zendt, o lieve zonne, tot in mijn diepste diep uw aldoorgaanden gloed. Haalt op, haalt af!... ontbindt mijn aardsche boeien; ontwortelt mij, ontdelft mij!... Henen laat mij,... laat daar 't altijd zomer is en zonnelicht mij spoeien en daar gij, eeuwige, ééne, alschoone blomme, staat.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek