Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Zooveel had ik uit het gesprek opgemaakt, dat daarvan het stilzwijgen scheen te zullen afhangen van Van Lintz omtrent iets, hetwelk Blaek bedreven had en dat het licht niet zien mocht: en met dat stilzwijgen moest weder de hulp gekocht worden, die Blaek hem bewees.
Moet ik het niet als een gelukkig voorteeken opvatten, ja zelfs er het onweder voor dank weten, dat gij die persoon zijt en niet de een of andere...." hier schoot ik onwillekeurig uit in schaterend gelach; want mijn ontmoeting met Simon kwam mij voor den geest. Mejuffrouw Blaek keek mij eenigszins verbaasd aan, niet wetende wat die ongemeene vroolijkheid beduidde.
"Welnu! steek dan ten minste een pijp op voor uw vertrek," zeide de Heer Blaek: "Lodewijk zal wel een tondeldoos bij zich hebben." "Ik heb mijn vuurslag vergeten," zeide Lodewijk, zich met onverschilligheid omwendende. "Helding! neem eens de moeite van die glaasjes wat om te spoelen en in het likeurkeldertje te bergen."
Wij stoven verschrikt uit elkander en zagen, tot onze niet geringe ontsteltenis, de Heeren Blaek, vader en zoon, binnentreden. De eerstgemelde scheen onze verwarring niet te bespeuren; althans hij toonde daar niets van: maar terstond naar Henriëtte toegaande, omhelsde hij haar hartelijk en vroeg haar of zij reeds van den schrik bekomen was, en of zij zich niet ongesteld gevoelde.
"Dat wist ik niet, Oom!" zeide Henriëtte: "en zoo ik hem niet gezegd heb, dat ik hierheen ging, het is, omdat hij zich in de laatste twee dagen niet te huis heeft laten zien." Ondertusschen was Lodewijk op den wenk zijns vaders ons genaderd, echter niet met die haast, welke de Heer Blaek wilde doen gelooven, dat hem naar zijn nicht dreef.
"Waar zal Henriëtte Blaek mij voor houden," dacht ik bij mijzelven, "wanneer zij van haar neef verneemt, dat ik met een mooi jong meisje op reis ben geweest?"
"Voorwaar!" zeide ik: "ik dacht niet dat ik Simson bij deze gelegenheid zou aantreffen." "Wat zal men veel zeggen over een fontein?" zeide Mejuffrouw Blaek, de schouders ophalende: "onze koepeldichter heeft zelfs kans gezien om op de wenteltrap te rijmen, die achter dit beschot loopt, en er onze stamvaders bij te pas te brengen."
"Wij waren bang dat gij u verveeld zoudt hebben," zeide Lodewijk Blaek met een schamperen lach, terwijl hij tevens een schuinschen blik op mij wierp: "maar wij wisten niet, dat gij gezelschap hadt."
"Maar hoe komt het toch," vroeg ik, na een poos te hebben nagedacht, "dat die Heer Blaek zoo machtig rijk is, en dat zijn nicht, die toch de eigen dochter is van zijn broeder, niets bezit? Heeft de Heer Blaek van zijn vrouw die schatten geërfd?" "Hoor eens, hoe die jonge heer, die niet verliefd is, zich naar de zaken informeert!
"Ik zou u gaarne dat genoegen doen," zeide ik: "maar ik wed niet zoo maar in den wilde: de blessen van Blaek ken ik ternauwernood en het paard van Reynhove in 't geheel niet: zoodat ik over hunne vergelijkende waarde niet kan oordeelen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek