United States or Ecuador ? Vote for the TOP Country of the Week !


Was het wind door de blâren of waren het te vroeg ontwaakte vogelen? Of was het gesuizel van sylfestemmen, duizenden, maar zoo licht, dat het Ysabele zelfs niet in den slaap bewegen deed? Het waren geen vogelvlerken, die tegen de blauw beschenen ruitjes tikten des kruisraams.

Dikke hoopen rottende blaren overal op den doorweekten grond, schraal-uitgeschoten, omvergewaaide heesters over de grasperken, afgeknakte wingerdranken over het priëeltje; en dan steeds maar door regen, stilletjes neersijpelend en druppend van alle boomen en huizen.... Nooit mocht er iemand komen in den tuin. En die eenzaamheid van jaren maakte 'm nog zieliger....

Zij beschouwde toch meneer Van Raat als den kapitein. Etienne werd, trots tal van wederstrevingen, die de boot bijna deden omkantelen, van zijn post ontzet en Cateautje zette zich triumfeerend naast Paul, vol ijver om met hem gelijk in de maat te blijven met het rijzen en het dalen van haar roeispaan, die zij krampachtig, zonder vrees voor blaren, in beide handen hield omvat.

In hun midden een krachtige figuur geheel in 't zwart gekleed, een hoogen hoed op 't hoofd, waarom een lauwerkrans van gouden blaren; een driedubbele keten van gouden platen bedekt borst en rug.

En ginder nog altijd op het geelwit van 't raamsilhouet, de schaduwman, de stilte, en wat rukjes van wind in struiken, een zacht praten van blaren, het pikken van de duif en de altijd strakke, wilde lijning van het huizenvierkant, omhoog. Maar dan snerpt een klaaglijk geluid in de stilte.

Gij, blâren, rust in vreê, 't en zal geen een verloren, geen een te kwiste gaan voor altijd: hergeboren, die dood nu zijt, zal elk van u, dat viel, de zonne weêr ontwekken, zal met uw' groenen dracht de groene boomen dekken, te zomertijd.

Een gejaagd geritsel door de blaren, een hijgend geloop langs het paadje en zij stond vóór hem, door een andere vrouw vergezeld. O, jongen toch! O, jongen toch! al vier uur lank da 'k ou zoeke! Wa schilt er toch! Wa hè-je gij toch gedoan! snikte zij. 'K ben ziek, 'k heb heufpijne, antwoordde hij dof. En meteen herkende hij, in 't manelicht, de vrouw die met zijn moeder was: Lisatje Van Belleghem.

De Hollanders en Gooiers waren eveneens groote minnaars van dit spel, in de Zuidhollandsche dorpen schietklooten genoemd; zie vooral Ter Gouw, Volksvermaken, bl. 322 vlg. De volksetymologïe heeft bewerkt, dat de H. Blasius in Vlaanderen wordt aangeroepen als patroon tegen zweren of huidontstekingen, die "blazen", d.i. blaren, genoemd worden.

Boven uit den linkerhoek van het plaat-vierkant, ons als dadelijk vingerwijzend hoe de boom gemakkelijk aan zijn blâren kan worden herkend, komt de bladsteel of hij afstak van een onzichtbren tak en spreidt het blad met de zeven stralige midden-nerven naar alle kanten uit.

De wind stuift in de stoeiende wilgen. De blaren rukken driest, dollen en zwermen. Het is bladergesuis achter de schutting van den tuin, bladergesuis van de wilgen in zonlicht. Er is geen zee. Dolce far niente... Een musch lijnt door de warme, zonnige lucht, strijkt neer op een tak. De wind schudt tak en musch. Ze glanst in het licht, pikt met den snavel in het bruine borstje.