Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juni 2025


"'t Es den Binder!... den Binder die hem versmeurd hèt!" gilt de menigte. En drommen dringen weldra om den kruiwagen, waarop den Binder, scheef in elkaar gezakt, met scheeve muts en slaphangende armen, over het ongelijke straatplaveisel wordt vervoerd.

Zij noemden hem kortweg: "den Binder". Hij woonde in een zijstraatje, en was getrouwd met een mager, houterig, gebogen vrouwtje, die een klein winkeltje hield en heel veel op hem knorde en over hem met hare klanten babbelde. Sieska heette zij. Sieska, keunt-e gij euk, gelijk "den Binder", teuveren?" kwamen de jonge kerels haar soms plagen. En dan stoof het er op los,: Gie sloebers!

Ge zij zot! ge zij zot! ge zij zot! Zoo was het leven van "den Binder" somberdroef en akelig. De menschen in het dorp, de boeren op het land, wisten niet precies hoe ze 't met hem hadden. Ging hij werkelijk met den duivel om en kon hij tooveren, of was het maar een flauwe grap en kon hij niets! Zij twijfelden en hun twijfel was vol wantrouwen en vrees.

Moest een vrouw alleen hem langs een paadje tegenkomen, dikwijls keerde zij op haar weg terug, of kon dat niet, dan maakte zij een heimelijk kruisteeken en prevelde in zichzelf een kort gebed. In hoeverre "den Binder" al dat angstig en verwijderend wantrouwen merkte en voelde, en of en hoe hij er ook onder leed, dat wist geen mensch.

De boeren woaken op ou en ze zillen ou omverre steken mee ulder vurke, lijk ne roazenden hond, en ge zilt tot in der ieuwigheid in d' Helle branden! En past ou op, sloeber, da ge mij euk nie 'n beteuvert! Eigenaardig was de houding van "den Binder" onder dien stormvloed van verwijten.

Siegmond echter bood haar genoegdoening aan in geld, en hiermede was zij tevreden. Bij het doodsmaal echter, dat aangericht werd, reikte Borghilde den drank rond. Zij nam een grooten hoorn vol gift en bracht deze aan Binder. Toen Binder echter in den hoorn zag, bemerkte hij dat er gift in was, en hij zeide tot Siegmond: "Bah, die drank is troebel." Siegmond nam den hoorn en dronk hem leeg.

Wa zeg ze? Wat doe ze?...-Al die vragen kruisen door elkaar, maar niemand kan opheldering geven. 't Is er één warboel, in en om het huisje. De veldwachter baant met moeite den kruiwagen een weg; de stoet houdt vóór het deurtje stil. Twintigtallen stroomen toe, dringen zich trappelend op elkaar, zien, of zien niet den dooden "Binder" binnendragen.

Nu lijkt den Binder op geen dronkaard meer. Nu lijkt hij plotseling op een heel héél ernstig en armoedig mannetje, dat paars zit van de kou, en, onder 't schokken van het wiel over de hobbelige keien, weer wat warmte in zijn verkleumde ledematen tracht te krijgen. Daar komen z' er mee in het zijstraatje!

De "afsteker" volgt den binder, om zaad en "peulen" met een hark naar het midden van den vloer te schuiven, en de oversteker werpt met eenzelfde werktuig de "peulen" over het achterbord. Zoo gaat het werk geregeld voort, tot de vijftig banden gebruikt zijn. Als de laatste vier van een vijftigtal aan de beurt zijn, roept de binder den dorschers toe: "A je strooê"? d. i.

Zij kwam met open deuren midden op de straat in 't spottend-grinnikend gepeupel staan: en daar begonnen weer de scherpe dreigementen en verwijten; en dat 't een schande was, en dat het zoo niet blijven duren kon, en dat de overheid er zich mee zou bemoeien, dat alles vergezeld van verontwaardigde blikken en sidderend-gebalde vuisten naar het winkeltje, waar de rampzalige "Binder", achter de toonbank half verscholen, machteloosongelukkig zijn schouders ophaalde, of, af en toe razend-stampvoetend, met den blik ten gronde heen en weer liep, hopeloos-halsstarrig, steeds met dofhortende stem zijn zelfde, zwakke, onbenullige weerlegging herhalend: Zwijg! zwijg! zwijg, zeg ik ou!

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek