United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zonder verder iets te zeggen, begon Bergounhoux, die zware schoenen aanhad, met alle kracht tegen den wand te schoppen om de mijnwerkers aan ons te herinneren en dit geraas, vooral de gedachte die het bij ons opwekte, deed ons uit den toestand van verdooving ontwaken. Zou men ons hooren? Zou men ons antwoorden?

Als zij ons hadden kunnen bereiken, dan was dit omdat het water de gangen niet meer geheel vulde. Deze ratten waren voor onze gevangenis, wat de duif voor de ark van Noach was: het einde van den zondvloed. Bergounhoux, sprak de meester, terwijl hij zich tot aan de bovenste trede oprichtte, vat maar weer moed.

Het water plaste ons in het gelaat, maar kabbelde een minuut later weer rustig voort. Ik boog mij voorover, maar oom Gaspard en de meester hielden mij elk bij een arm terug. Wij zijn gered! riepen Bergounhoux en Pagès; wij zullen hieruit komen. Bevende van schrik, wierp ik mij achterover; ik was ijskoud, bijna halfdood van angst. Hij was geen braaf man, zeide oom Gaspard.

Na een oogenblik stilte vroegen zij elkaar af wat er eigenlijk gebeurde, alsof zij uit een droom ontwaakten. Gij hebt geijld, antwoordde oom Gaspard. Wie? Gij zelf meester, en ook Pagès en Bergounhoux; gij zeidet dat gij buiten waart en dat het waaide.

Plotseling hoorde ik achter mij luid snikken en toen ik mij omwendde, zag ik den grooten Compayrou op den grond liggen. De schuldige, riep hij, is noch Pagès noch Bergounhoux, ik ben het. De goede God straft mij, maar ik heb berouw, oprecht berouw. Ik zal u de zuivere waarheid vertellen, als wij gered worden, dan zweer ik, dat ik mijn misdaad zal herstellen.

Nu, zeide Bergounhoux, toen wij allen onzen naam gezet hadden, vraag ik niets meer, dan dat men mij rustig sterven laat, zonder iets meer tegen mij te zeggen. Vaartwel, makkers. Hij verliet daarop zijn trede en begaf zich naar de onze, om van ons drieën afscheid te nemen.

Ik zeg niet, dat wij gered zullen worden, maar ik ben ervan verzekerd, dat men iets tot onze redding in het werk stelt. Hij zeide dit met zulk een nadruk, dat het de meest ongeloovigen wel moest overtuigen. Bergounhoux echter hernam: En als men meent, dat wij allen dood zijn?

Heeft nog iemand van u brood? vroeg hij. Men gaf geen antwoord. Dat is jammer, vervolgde hij. Hebt ge dan honger? vroeg er een. Ik spreek niet voor mezelf, maar voor Rémi en Carrory; het brood zou voor hen zijn. En waarom zouden wij het niet onder elkander verdeelen? vroeg Bergounhoux; dat zou onbillijk zijn, de honger is voor ons allen hetzelfde.

Daarop klom hij weder naar de zijne, omhelsde Pagès en Carrory, en maakte toen van zand en vermolmd hout een hoogte, waarop hij met zijn hoofd kon rusten en strekte zich vervolgens in zijn geheele lengte uit, zonder zich verder meer te verroeren. De aandoeningen, welke deze brief bij ons teweeggebracht had, en de gelatenheid van Bergounhoux maakten ons niet moediger.

Een jaar geleden werd Rouquette tot vijf jaren tuchthuisstraf veroordeeld, omdat hij een horloge bij vrouw Vidal gestolen had. Hij is onschuldig. Ik heb die misdaad gepleegd. Het horloge ligt onder mijn bed, en als men de derde plank links opbeurt, zal men het vinden. Gooi hem in het water! Gooi hem in het water! riepen Pagès en Bergounhoux als uit één mond.