Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Toen de meester dit gezegd had, hetgeen voor Compayrou als een vonnis gold, schoven oom Gaspard, de meester en ik dichter naar elkander toe en lieten wij den ongelukkige op den grond aan zijn lot over. Verscheidene uren achtereen bleef hij daar overstelpt van droefheid liggen, zonder zich te verroeren, en van tijd tot tijd herhalende: Ik heb berouw.
Niet ik heb dat zoo bepaald, maar de wet; "De wet heeft gezegd, dat wanneer bij eene algemeene ramp verscheidene personen omkomen, de oudste beneden de zestig jaren geacht zal worden, de anderen te hebben overleefd," waarin opgesloten ligt, dat Rémi en Carrory, uithoofde van hun jeugd, minder weerstand aan den dood zullen bieden dan Pagès en Compayrou. Gij zijt toch ook ouder dan zestig jaar.
Dit was niet slechts onverdraaglijk, maar bovendien gevaarlijk, want, als wij ons maar even onbedachtzaam bewogen, hadden wij kans in het water te storten. Sedert den dood van Compayrou, lagen op elke trede drie werklieden, waardoor wij dan ook een weinig meerplaats kregen; oom Gaspard rustte in een hoek, de meester in een anderen en ik lag in het midden.
Ik heb geen dorst meer, antwoordde Compayrou. Laten wij op de gezondheid van den meester drinken. En ik liet mij voor de tweede maal naar beneden glijden, maar minder snel en met meer behoedzaamheid dan den eersten keer. Wel waren wij niet verdronken, maar door-en-door nat. In het eerst hadden wij niet gedacht aan de gevolgen, maar de koude van onze natte kleederen herinnerde er ons spoedig aan.
Plotseling hoorde ik achter mij luid snikken en toen ik mij omwendde, zag ik den grooten Compayrou op den grond liggen. De schuldige, riep hij, is noch Pagès noch Bergounhoux, ik ben het. De goede God straft mij, maar ik heb berouw, oprecht berouw. Ik zal u de zuivere waarheid vertellen, als wij gered worden, dan zweer ik, dat ik mijn misdaad zal herstellen.
De anderen zouden gaarne deelgenomen hebben aan onzen maaltijd, maar zij hadden gezworen te gehoorzamen en zij hielden hun eed. Al is ons het eten verboden, drinken mogen wij zooveel wij lusten, sprak Compayrou. Zooveel ge wilt; wij hebben water in overvloed. Drink de gang maar leeg. Pagès wilde naar beneden gaan, maar de meester veroorloofde dit niet.
Daar niemand van ons droge kleederen meer aanhad en de meesten tot aan de heupen in het water hadden gestaan, was het verwisselen van jas niet van zoo heel veel belang; maar de meester wilde deze verandering en, toen het lot beslist had, trok ik de jas aan van Compayrou, en daar de beenen van dezen wel zoo lang waren als mijn geheele lichaam, was zijn jas droog.
Maar zij wilden niets daarvan hooren en dreigden hem in de diepte te zullen werpen. Geef mij uw hand, zeide de meester, terwijl hij Compayrou naderde. Verdedig hem niet, meester. Ik zal hem verdedigen, en als gij hem in het water wilt werpen, dan moet gij mij er ook inwerpen.
Ik heb berouw, oprecht berouw, herhaalde Compayrou op zulk een zwakken toon, alsof hij een kind was, inplaats van een forschen kerel. Gooi hem in het water, herhaalde men. Neen, riep de meester. Hij begon hen toen op kalmen toon toe te spreken, en bracht hun onder het oog, dat wij rechtvaardig en verstandig handelen moesten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek