Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 mei 2025
"Als er iemand boecken schrijft De leser lacht, de leser kijft De leser prijst, de leser spot En beyde dickmaal sonder slot." "Wat gaet de slimme gast alhier te voorschijn halen Of fabels sonder slot en oude leugen-talen, O, regter! achtet niet al wat de bouve seyt Ten heeft geen ander slot, als slegts een loos beleyt."
Het wijf seyt: Weerde vrou, die met u heeft gesproken, Iuyst doen u metter daet syn tranen uyt-gebroken, Dat is het aerdigh dier in desen brief vermelt, En dat tot heden toe u drouve sinnen quelt. 1260 Dat is u eygen kint, by my wel eer gestolen, En door mijn slim beleyt* tot heden toe verholen. Ick bidde twijffelt niet, maer neemt u dochter aen, En laet na desen tijt u drouve klachten staen.
Dit nam de juffer waer, en als hy meynt te reysen, 1025 Begon sy met beleyt op haer bedrogh te peysen; Sy stroyt door al het dorp dat sy uyt hare kist, Gout, peerels, eenigh gelt, en veel juweelen mist.
Daer vingh het geestigh dier de vrijster aen te spreken* 185 Met wonder soet* beleyt en ongewoone streken, Het queelt een geestigh dicht, het speelt een aerdigh liet; Maer wat het immer* doet ten* baet de siecke niet. Of is u 't lijf verdraeyt van op de jacht te rijden, Of door een harden val gebracht in bitter lijden?
Doch sooder eenigh dingh bywijlen is genomen, 65 Sy doetet aen den dagh en voor de lieden komen; Maer al door sneegh* beleyt en met een loosen vont, Soo datter niet een mensch en weet den rechten gront.
Mercurius, 1666, 169 noemt hem, die verder niet bij BRANDT voorkomt, "een van de beste Zee-helden van onsen tijt, so in goet beleyt, courage, als ervarentheyt," en meent zelfs, dat hij in 1666 bestemd was tot Luit.-Admiraal, in plaats van TJERK HIDDES.
Bi gode, ic sal daer omme gaen spien Vroech ende spade, in alder stont; Mochtic also sconen roden mont Ghevangen, ic souts te blider sijn, Ende met alder herten mijn Gode daer af dancken alle mine daghe; Nu willic mi berghen achter dese haghe Ende verbeiden der avonturen. O Maria, moeder ende maghet pure, Ic bidde u om een goet beleyt, Ende om een soet claer bescheit Te vernemene van Sanderijn.
Don Ian noch even-wel, oock in dit woeste leven, En wil hem tot bedrogh of diefte niet begeven; 870 Maer wat dit selsaem volck of hier of elders haelt, Dat wort al menighmael by hem alleen betaelt. Hy wil geen vuylen jock in haren praet gehengen, Maer pooghtse met beleyt op beter wegh te brengen; Soo dat hy metter tijt haer rouwe sinnen wint, 875 En sigh by al den hoop in grooten aensien vint.
Wat dienter meer geveynst? ick ben van liefde kranck, En dat heeft nu geduert wel seven maenden lanck. 240 Wilt dit nu met beleyt mijn ouders openbaren, En raet hun acht te slaen op mijn bedroufde jaren.* Want soo ick dien ick min niet haest genieten* magh, Soo is de gront geleyt van mijnen lesten dagh.
Dese armade bestont in 4 groote ende gemene gallioenen, een tamelijck schip, een jacht met een galleij van ontrent 20 bancken, doch onder wat overicheyts beleyt, hebben als noch niet verstaen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek