Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juli 2025
Niet de groote weldaden, die gij over mij hebt uitgestort, hebben mij zoo onbegrijpelijk snel en vast aan u verbonden. Deze heb ik niet van noode, want ik behoor tot de rijken mijns volks, en ik heb geen zoon, geen erfgenaam, wien ik mijne schatten kan nalaten. Eenmaal noemde ik een knaap den mijne.
Ik leef, zooals gij ziet, in een eenigszins elegante atmosfeer. Ik mag mij een beschermer der kunst noemen. Dat is nu eenmaal mijn zwak. Dit landschap is een zeldzaam Corot, en hoewel een kenner wellicht eenigen twijfel mocht opperen omtrent deze Salvator Rosa, zoo kan dit bij deze Bouguereau geenszins het geval zijn. Ik behoor gedeeltelijk tot de moderne Fransche school."
"Dat is wel mogelijk, maar noem mij gerust neef, want er zijn excepties, en ik hoop te bewijzen dat ik er toe behoor." "Als d
Hij kruiste zijn armen op de borst, zag naar den vloer aan zijn voeten, als had hij er een afgrond in willen boren, en zijn stem werd eensklaps heftig: "Een familie! neen. Ik behoor tot geen familie. Ik behoor niet tot de uwe. Ik behoor niet tot die der menschen. In de huizen, waar men in familie is, ben ik te veel. Er zijn familiën, maar niet voor mij. Ik ben de ongelukkige, ik ben er buiten.
Ik heb eenige zeldzame voorbeelden gezien van menschen, die door een bijzonder talent, zonder gestrengheid orde kunnen houden; maar ik behoor daar niet onder, en ik heb dus reeds lang geleden het besluit genomen om het maar te laten loopen gelijk het kan. Ik wil de arme duivels niet laten ranselen en dat weten zij; en daardoor hebben zij natuurlijk het heft in handen."
"De poëzie geeft meer," zegt hij: "zij geeft de onsterfelijkheid niet alleen aan den zanger, maar ook aan hen, die hij tot stof zijner zangen kiest." "Verstaat gij, sinjeur Vondel! wat zijne Doorluchtigheid zegt?" vraagt De Graeff, op een half spottenden toon, aan den dichter: "hij zegt, dat gij mij onsterfelijk gemaakt hebt; want ik behoor tot dezulken, op wie gij rijmen gemaakt hebt."
Ik heb nog niet eens definitief van den "wal van 't Oarmhuis" afscheid genomen en dat behoor ik toch te doen alvorens verder te vertellen. Welnu, onze pret op den "wal van 't Oarmhuis" duurde tot de dooi inviel, of.... totdat Stien Smijters "de boantjes kwam vermeurden."
SALOME: Gij hebt gezworen, Tetrarch. HERODES: En ik heb nooit mijn woord gebroken. Ik behoor niet tot hen die hun woord breken. Ik weet niet wat liegen is. Ik ben de slaaf van mijn woord, en mijn woord is het woord eens konings. De koning van Kappadokia liegt altijd, maar hij is geen waarachtig koning. Hij is een lafaard. Ook is hij mij geld schuldig, dat hij mij niet wil terugbetalen.
Onze vrees bleek niet ongegrond. Na twee dagen kwam er bij den vader van Florentine een soort van boer, met een valies. Ik was er niet bij, maar mijn kameraad wel. "Mijnheer," zei de boer, "ik behoor bij den heer uit Calatrava, die uw schoonzoon moet worden, bij mijnheer Petro de la Membrilla. Wij komen zoo juist in de stad en hij zal in een oogenblik hier zijn."
Ook de heer Edouard Naville schreef in het Journal de Genève: "Ik behoor tot hen, die herhaaldelijk door middel van de pers en op wetenschappelijke congressen geprotesteerd hebben tegen den aanleg van den dam te Assoean.... Maar thans kan ik zeggen, dat de archeologen niet te klagen hebben.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek