Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 september 2025


Zooals de gouden zon den morgen groet En met haar stralen de' oceaan verguldt, Daarna op vuur'ge kar haar baan doorrent En neerblikt op de hoogste heuveltoppen, Zoo Tamora. Aan haren geest is de eer der aarde dienstbaar, En bij haar fronsblik knielt en beeft de deugd.

De bisschop is op de knieën gevallen, hij luistert, beeft en twijfelt. Neen hij is niet het slachtoffer van een gezichtsbedrog, de verrukking, die op aller gezichten te lezen staat, stelt hem gerust. Hij beeft van vreugde, strekt zijn handen naar de verschijning uit, en, aangemoedigd door den koning, wil hij de stralende grijpen.

Maar Dakerlia staarde hem aan en zeide: "Heer vader, gij zijt ontsteld; u is iets onaangenaams geschied." "Iets onaangenaams? Wie heeft u dit gezegd?" mompelde Segher Wulf verwonderd. "Mijn hart beeft; ik zie het in den grond uwer oogen, vader." "Welnu, ja, mijne lieve Dakerlia.

Pencroff had niet met genoeg kracht gedrukt, daar hij bang was de phosphorus er af te strijken. "Neen, ik zal het niet kunnen," zei hij, "mijn hand beeft.... De lucifer zal niet afgaan.... Ik kan het niet.... ik wil het ook niet!" En opstaande liet hij de taak aan Harbert over. Zeker was de knaap in zijn geheele leven nog nooit onder zulk een indruk geweest. Zijn hart bonsde.

En Amor sprak wél beeft mijn geest 't vernomen Déze is de Lente, en Liefde noem ik h

Wie er zich in bevindt, zal men vermoorden en martelen. Hier blijven is u zelven veroordeelen tot den ijselijksten dood. Beeft niet; ik zal u redden." "O, dank, dank, mher Vos", riep Witta met opgehevene handen. "Dit zal God u loonen in zijnen hemel!" En zij meende tot Disdir te gaan; maar Dakerlia greep haren arm en hield ze met koortsig geweld terug, terwijl zij haar zeide: "Onnoozele!

Mie-Wanna ontstak onmiddellijk weder de lamp en de kaars, en terwijl zij de handen opnieuw samenvoegde, zuchtte zij bevende: "Och, moeder lief, daar moet onze Jan door zulk schromelijk weder! Als hem maar niets overkomt...." "Zwijg, kind, zwijg," morde de blinde. "De grond beeft; het is alsof de wereld wilde vergaan!"

Hij beeft als een oud wijf!" morde de kapitein met verachting. "Te twee uren in mijne herberg!" beval hij. "Wij zullen beproeven of het mogelijk is, iets van u te maken." Verder bemoeide hij zich niet meer met mij, dan alleenlijk dat hij nog bijwijlen eenen minachtenden blik op mij wierp.

LUCETTA. Een ridder is hij, welbespraakt en fijn; Doch, waar' ik u, hij zou mijn man niet zijn. JULIA. Wat van dien rijken heer, Mercatio? LUCETTA. Goed van zijn geld, maar van hemzelf; zoo zoo. JULIA. En den beleefden Proteus, wat van hem? LUCETTA. Heer, heer! mijn dwaasheid brengt mij in de klem! 15 JULIA. Komaan, wat schrikt en beeft gij bij zijn naam?

"Jakob ... van Waesten, meen ik." "Jakob? De Leeuw van Waesten! O, hemel!" "De Leeuw, de reusachtige ridder, voor wiens blik elkeen beeft? Hij, uw tegenkamper?" kreet Dakerlia op den toon der diepste wanhoop, "o, mijn arme vader! Wee mij, wee mij!"

Woord Van De Dag

misloop

Anderen Op Zoek