Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
Hij kuste haar en ze stopte hem rap een vijffrankstuk in de hand. Hare vingeren beefden. "Neen, neen," stotterde Johan terwijl zijn hart in tweeën brak. "Ssjt! mijn jongen ... ik kan ze nu beter missen ... dan gij." Ze vergezelde hem tot op den drempel van het winkeltje. De dag aaide langs het speelgoed om haar. Johan kuste haar nogmaals en zei: "Goedendag, lieve moeder, tot weerziens."
Zij opende het oude boek en staarde op de geel geworden bladen, maar zij kon niet lezen: de letters dansten haar voor de oogen en hare handen beefden daar was zij aan de deur zal nu het gezicht van een vroolijke, jonge bruid, met een donkeren gloed overgoten, naar binnen zien?
Ondertusschen kon ik mij in stilte niet genoeg verbazen over de stoutmoedigheid van deze stervelingen in miniatuur, die het durfden wagen op mijn lichaam te klimmen en er over heen te wandelen, terwijl een van mijn handen vrij was, en niet al beefden bij het enkele zien van zoo'n monsterachtig wezen, als ik toch voor hen moest zijn.
Toen wij in de aangrenzende kamer de luide stem van Zijne Majesteit hoorden, beefden wij voor het leven van den spasalar; maar deze voortreffelijke minister, dien niemand toen van oneerlijkheid verdacht, wist zoo goed te antwoorden, dat de toorn van zijn meester smolt als sneeuw voor de zon.
De "helsche jongens" beefden bij dit gezegde en dachten hoe gelukkig het was, dat zij zich herinnerd hadden dat het Vrijdag was en dat zij tot het besluit waren gekomen een dag te wachten. Zij wenschten in hun hart, dat zij het een jaar hadden uitgesteld. De twee mannen haalden eenig voedsel voor den dag en begonnen te eten.
"Hé, wat is dat toch, Juffrouw?" riep de naaister. "O, niets," zei Hilda, maar ze kreeg eene kleur. "Hebben we deze stalen al gezien?" "Tok, tok, tok, tok...." "Maar Juffrouw," riep de naaister angstig, "zou u niet eens gaan kijken, wat dat toch is?" "Och kom," zei Hilda bedaard, maar hare vingers beefden, "'t is heusch niets. Wil U me die plaat nog eens aangeven?"
Meer dan een half uur stonden wij onbewegelijk, als vastgenageld, ter nauwernood adem halende. Door angst en schrik overmand, weenden de beide gidsen als kinderen; zij beefden zoo, dat ons elk oogenblik een dergelijk ongeluk als onzen vrienden overkomen was, te duchten scheen. "De oude Pieter Taugwalder riep telkens, al jammerend, uit: "Chamonix!
"Je moe hoeft 't niet te weten, hoor je?" "Nee gromoe." "Koop jij nou maar wat knikkers. Geen snoepgoed, hoor je?" "Ja gromoe." Ze hoorde hem de trappen afbonsen, zooals hij 't altijd dee, twee, drie treden tegelijk. Gauw nou, voor d'r iemand kwam. De hals van 't fleschje rikketikte tegen haar tanden, zóó als de beenige handen beefden. Hè. Hè. Hè. Nou niet meer. Vanavond de rest.
Op eenmaal wendde zij het hoofd om en zag Johannes. 'Dag jongetje! zeide zij en knikte vriendelijk. Weer tintelde het Johannes van het hoofd tot de voeten. Dat waren Windekind's oogen, dat was Windekind's stem. 'Wie zijt ge? vroeg hij. Zijn lippen beefden van aandoening. 'Ik ben Robinetta! en dit is mijn vogel. Hij zal niet schuw voor je zijn. Hou je van vogels?
Dakerlia, door den proost en door Robrecht bewaakt, ging bij het hoofdeneinde van het bed en staarde in stilte op het levensloos gelaat haars vaders. Hare lippen beefden; haar strakke blik scheen door ijzing en door angst met beweegloosheid geslagen. Gevoelde het hart des vaders de nabijheid van zijn kind, of was het een bloot toeval?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek