United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij is intellectueel vérziende. Ja, beaamde zij. Hij kent zijn vrouw niet, zijn dochters niet en Jules niet. Hij begrijpt niet wat er in ze is. Hij maakt zich van ieder vaste beeldjes en zet die in zijn geest vast, en die beeldjes vormt hij naar twee karaktertrekken, die vooruitspringen en elkaâr wat opbouwen en afbreken. Mevrouw Van Attema schijnt hem een coeur d'or, m

»Ja, wij gaan met u!" beaamde master Walter Stannard. »Wij zullen u niet zonder ons naar Jacksonville laten vertrekken. Neen, dat zullen wij niet." »Neen, dat kan niet, vrienden," sprak James Burbank. »Ik alleen heb bevel gekregen, om voor de magistraten van Court-Justice te verschijnen; ik zal alleen naar Jacksonville gaan." »Maar... James!" riep mevrouw Burbank wanhopend uit.

Gek ding, die Kandelaar, beaâmde Cecilianus en zij liepen den weg af. Kijk, wees Cecilius. De Palatinus! Mooi! bewonderde Cecilianus. Het Flavische Paleis schitterde tegen de blauwe lucht. De zware zuilen verluchtigden glinstergreinig in het reeds van lentezoelte trillende licht, daar boven op den paleisheuvel.

Hoe hadden zij niet zich moeten oefenen: hun stem en hun gebaar met arm en hand en voet, hun houding en het sierlijk bewegen uit plooien van mantel en kleed. Drie jaren is dat al geleden? vroeg Cecilianus, hoewel hij het wist. Drie jaren, beaâmde Cecilius. Toen dansten we maar de satertjes of de cupido's in het mimus-spel.... En nu spelen we de "eerste-vrouwe"-rollen....

Het is waar, oude Machteld beweerde; "Hanna, ik ben nooit gehijlikt geweest, en ik heb er nooit over gekniesd; met Mei zal ik op het Hofje een kippetjes leven leiden, kind! wie wèl doet, wèl ontmoet," maar onze kennis, zij weêrlegde, noch zij beaamde die woorden. Zij beloofde slechts hare moederlijke vriendin trouw te zullen bezoeken, als deze op hare muiltjes zoude gaan.

'k Wou dat de kiezing maar voorbij was! Ik ook, beaamde Marieken en zij dacht aan haar huwelijk. Ik ook, zuchtte Snepvangers terwijl hij zich het bloed van de hand wiesch. De verdierenpikker en de President, in het geheim der tuchtiging ingewijd, verkneuterden zich van plezier. In hun brieventesch bewaarden zij het uitknipsel der gazet.

Hoe meen je, ziek, dominus? vroeg Cecilianus, nog verbaasder. Wel, bij Herkles, waren jullie dan toen niet ziek? Ziek, dat we dachten, dat jullie dood zouden gaan?! Ziek, zièk, zièk; mager, bleek, slap als vâdoeken?? Ik heb me nóóit zoo erg ziek gevoeld, zei Cecilianus, lichtelijk verwonderd. Ik óok niet! beaâmde Cecilius nog meer verwonderd dan Cecilianus was.

De koopman, met de slavin tusschen de drie negers, vertrok; de "kostbare" lichtte hare sluiers hoog toen zij de overvol stroomende goot overstak. De jongens stonden op straat. Baden? vroeg Cecilianus. Ja, baden, beaâmde Cecilius. Hun oogen glinsterden bij dat vizioen van water. Maar zij dwaalden eerst rond, nieuwsgierig.

Hij beâamde alles, herinnerde zich alles, genoot van alles, en was ten prooi aan de grootste opwinding. Niet vóór het oogenblik, dat de blijde gezichten van zijn vroeger Ik en van Dick aan zijn oog onttrokken werden, herinnerde hij zich de tegenwoordigheid van den Geest en was hij zich bewust dat deze hem strak aankeek, terwijl het licht op zijn hoofd zeer helder brandde.

En zij glimlachten tegen malkanderen en schokten de schouders en zij wisten van malkanderen, dat als zij ééne jonkver hadden bemind, zij er ook eene andere hadden bemind. Gwinebant, die was nog een knape... al telde hij maar drie, vier jaren minder dan zij. Lancelot, antwoordde toen Hestor en hij antwoordde zeer modestelijk, alsof hij aan zich zelven niet dacht. Ja. Llll...Lancelot! beäamde Ywein.