United States or Ghana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alleen zijn sympathieke stem, en zijne innemende manieren, deden de baldadige jeugd kalmer worden en wonnen ze eindelijk geheel. Hij kon getroost vandaar gaan, maar bleef nog lang onder den indruk van het bespottelijke kleedingstuk. Tehuis ging het hem ook niet naar zijn zin. Hij was al lang niet meer zijn eigen meester.

Maar zij stond nog niet geheel overeind of een baldadige vuistslag in 't gezicht smakte haar met een noodkreet op den grond. De kinderen gilden schril, het dienstmeisje schreeuwde om hulp. Kamiel, de pas nieuw gehuurde knecht, een flinke, blonde jongen, sterk als een reus, greep Smul midden in de lenden vast en hield hem tegen, uit al zijn kracht. Rozeke had zich opgericht.

Dat zulk zwak en mager meisje, die anders een fraai wezen heeft, zulke baldadige taal spreekt, dit stak mij fel tegen de borst, en ik had, mij dunkt, lust om de onbeschaamde wat kletsen om hare ooren te geven...." "Godelieve? Maar het is niet mogelijk!" zuchtte vrouw Damhout. "Hebt gij het waarlijk gezien?" "Met mijne eigene oogen.

Eendragtig werd goedgevonden, het voorbeeld van vele Nederlandsche steden te volgen; niet, om de kerken met baldadige woestheid te schenden, en beelden en sieraden aan de woede van het volk prijs te geven; maar door bedaarde standvastigheid en voorzigtig overleg het voorgestelde doel te bereiken: om de oude eeredienst af te schaffen en daarvoor dadelijk de Hervormde »preke" in de plaats te stellen.

Zelfs nog nadat er zooveel jaren overheen gegaan zijn, huiver ik er van en betreur ik bitter de droevige noodzakelijkheid, waarin ik dikwijls gebracht ben eene dergelijke bestraffing toe te passen; maar ik hoop en vertrouw er nooit zonder goede, ernstige reden toe overgegaan te zijn, of er eene baldadige vertooning van willekeur en macht van gemaakt te hebben.

Vier of vijf jongens stoven haar voor, of sprongen haar na, om bij beurten haar af te wachten of in te halen, en onder het huppelen om haar heen eenige bessen uit de mand te grijpen, die door geen deksel werd beschut; in eene andere stemming zou de baldadige plagerij, zou het soms van alle kanten eensklaps opgaand: "blaauw bes, blaauw bes!" haar hebben geërgerd; thans scheen zij even goedwillig de oorvijgen te geven, als de Janraps zich die voor hunne vruchtelooze pogingen lieten welgevallen.

Toen kwam er een groote grijze papegaai uitfladderen en terwijl hij zich naast den archivaris op een myrthentak zette, waarbij hij hem zonderling ernstig en gewichtigdoend aanstaarde door een bril, die op den krommen snavel zat, rettelde hij: „Neem het mij niet kwalijk, mijnheer de archivaris, maar mijn baldadige knapen zijn weer zoo uitgelaten, doch mijnheer de student heeft daar zelf schuld aan, want” „Sst, sst!” viel de archivaris den oude in de rede, „ik ken de snaken, maar gij moest ze beter in toom houden, mijn vriend! laat ons verder gaan, Mijnheer Anselmus!” De archivaris doorschreed nog menig op vreemde wijze ingericht vertrek, zoodat de student hem nauwelijks volgen en een blik werpen kon op al de glimmende, vreemdvormige meubelstukken en andere onbekende dingen, waarvan alles overvol was.

Hij schopt en slaat in 't ritselende stroo, hij herhaalt met een geknor van toorn zijn aanloop en telkens zie ik, in zijn wildgezwaaide rechterhand, de glinsterschicht van een getrokken mes opflikkeren, dat hij wreedaardig-diep in den hoop boort en er heen en weer in wringt. Het is een akelig gezicht van baldadige woestheid; en, niet begrijpend, kijk ik Zieneken onthutst en ondervragend aan.

Er waren achterlijke jongens, en verlegen jongens, zwakke en baldadige jongens, jongens die lispelden, en jongens die stotterden, een paar kreupelen, en een vroolijke kleine mulat, die nergens een onderkomen kon vinden, maar in den "Bhaergarten" liefdevol werd opgenomen, ondanks de bewering van sommige menschen, dat zijn toelating den ondergang der school ten gevolge zou hebben.

Dit werkte; want noch de ouders van Schaeck, noch die van Berkheij, noch die van Olfert of Piet Pietersz. waren lieden, wien 't erg zou geschikt hebben, om den wille hunner baldadige jongens drie gulden boete te betalen; waarom zij hun dan ook het vechten wel streng verboden; maar met dat al was tusschen de knapen de wrevel niet geweken en meermalen had men Schaeck hooren zeggen, dat borgen geen kwijtschelden was, en dat hij zijn leed nog eens geducht op Berkheij zou wreken.