United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het fluitjessnijden draagt den naam van maien: Pfeifel, Pfeifel, ich mai' dich, Oder ich zerschneide dich. Heel af, half af, Snijdt de koe den staart af, Maakt er zeven jongen van, Zeven jongen in eenen nest. Zie Limburg's Jaarboek I, bl. 68; Dr. Van Vloten, Baker- en Kinderrijmen, bl. 84 vlg.; verder Driem. bladen I, bl. 17, 50, 87, 92; II, bl. 80; III, bl. 30, 35, 90; IV, bl. 48; VII, bl. 55.

Daar Cagni de rotsblokken, die mij bij het onderzoek van den 2den Juli hadden belet voort te gaan, wilde vermijden, en ook om het Moboekoedal niet dwars te moeten oversteken door het moeras, besloot hij de wanden van den Baker beneden den Wollastontop te bestijgen en dan op de hoogte naar den Cagnitop te marscheeren.

»Het kind was de jongen, waar u gisteravond met hem over hebt gesprokenzei de vrouw met een onverschillig knikje in de richting van haar man, »die baker had de moeder bestolen.« »Bij haar levenvroeg Monks.

Een poosje later liep hij het keukentje binnen en kwam weldra met een tinnen lepel terug. Nu kende zijn genot geene grenzen meer. Hij schepte het water van den eenen plas in den anderen, stak af en toe een lepel vol in den mond, en zag ten slotte de klompen van de baker staan. Vol moed toog hij aan het werk.

't Is altijd al zoo 'n nare jongen geweest!" zei de baker, aan den soepschotel denkende. Ze keek Dik verstoord aan en ging naar de achterdeur. Daar trok ze hare klompen uit, want om de morsigheid van den weg had ze niet op hare geliefkoosde pantoffeltjes kunnen komen, en stapte naar binnen.

Nu goot hij voor de zieke medicijn in den lepel en liet hem overloopen, dan zag hij de witte handen der baker of de zonderlinge stelling van Alexei Alexandrowitsch op den vloer voor het bed.

"Maar 't is toch een erg lief kindje," zei Anneke met moedertrots. "En wat schreeuwt het!" ging Dik voort, "'t Schreeuwt als een speenvarken. Toe baker, geef dat kind dadelijk wat te eten, want zulk geschreeuw is niet uit te houden. Een mensch krijgt er hoofdpijn van."

De baker meende, dat hij een beetje verlegen was; ze boog zich daarom vriendelijk lachend naar hem over, tikte hem aanmoedigend op de bolle wangen, die rood zagen van de kou, en hernam: "Kom Dikje, kijk me eens goed aan. Zeg nu eens zoet, wie ik ben?" "Leelijk!" zei Dik kortaf, terwijl hij zich omdraaide. "O foei, wat een akelig kind!

"Heden Dominee!" zeide de Baker, terwijl zij verbaasd het hoofd ophief en met den paplepel in de hand als het beeld der verwondering staan bleef: "ik dacht, dat de Psalmen alle Davids waren, zooals er voorstaat." "Stil Baker!" zeide Mevrouw: "Zijn Weleerwaarde zal het immers beter weten dan gij."

In 1861 bevond zich hier de bekende engelsche reiziger Baker, die met zijne jonge vrouw, eene Hongaarsche, een gansch jaar in de Mazaga heeft doorgebracht. Ook de heer Munzinger heeft deze streek bezocht, en daarvan in zijn reisverhaal een zeer belangwekkende beschrijving gegeven.