Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 juni 2025
"Ik heb vermeend," zeide Arkel, "de welvoeglijkheid in acht te nemen, door u het gezelschap eener bejaarde vrouw te verschaffen. Het smart mij, dat zij die taak onwaardig schijnt te zijn en dat ik mij in de keuze bedrogen heb."
Ten derden male naderde hij den wapenkoning, en luid klonk zijne uitdaging in het rond: "Ik, Hendrik, Heer van Vianen, bijgenaamd de Onoverwinnelijke, daag ter eere van Jonkvrouw Bertha van Arkel, elken ridder tot een eerlijken strijd met speer en zwaard, en mocht deze uitdaging, die nu voor de laatste maal geschiedt, onbeantwoord blijven, dan maak ik als overwinnaar aanspraak op den uitgeloofden prijs: het met goud versierde schild!"
Ik vraag u, Mijne heren, zegt het allen, is mijn raad niet op een wijze voorzichtigheid gevestigd?" "Ja, ja," antwoordden de ridders, "tenzij de Veldheer aan een onzer de gunst wil bewijzen, voor hem de handschoen op te rapen." "Men zwijge!" riep d'Artois. "Ik wil er niet van horen." "Mijnheer Van Arkel, staat gij het uitstel toe?"
"Ongelukkige!" riep Arkel uit, de hand aan zijn dolk slaande: "gij kent den leeuw en gij durft u wagen in zijn hol?" "En waarom niet, indien ik mij evenals hij voor de jagers verbergen moet? maar steek vrij uw dolk op: van mij hebt gij geen verraad te vreezen.
"Dat gij na éénen zoudt binnengelaten worden," zeide Arkel: "en indien gij uwe oogen gelieft te slaan op den zonnewijzer, die daarginds tegen den toren gespijkerd is, zult gij zien, dat ik mijn belofte nakom. Wees zoo goed en schaar uw volk op het buitenwerk, dan zal ik u intusschen kennis doen maken met het slot."
"Neen!" antwoordde Arkel droogjes weg; "die is mij somtijds voorgegaan; maar ik had verzocht, dat daarover niet gesproken zou worden. Gij weet nu al wat gij verlangt te weten. Wij zouden onzen tred wat kunnen verhaasten." Onder het uiten dezer woorden, gaf hij zijn paard de sporen: en de trein reed op een vluggen draf naar Utrecht voort.
Op nieuw werd dit belegerd; doch zoo hardnekkig was de verdediging, dat Nyenrode en de zijnen het een rond jaar tegen de macht van Aelbrecht uithielden. Toen werd er, door bemiddeling van Otto van Arkel een zoen getroffen, en de belegerden in genade aangenomen, onder voorwaarde van binnen twee jaren naar Jeruzalem in bedevaart te gaan.
"Edele Vrouwe," zegt hij vroolijk, "ontvang mijne hulde voor zooveel moed, als nog nooit eene Vrouwe te bewonderen gaf. Voortaan zal iedereen beamen, wat ik eens voor u zong: Brederoô het edelste, Wassenaar het oudste, Egmond het rijkste, ... maar Arkel het stoutste!" "Fulco, gij zijt Fulco!" riep plotseling Bertha uit. "'t Kan niet anders, of gij moet Fulco zijn!"
Hier belette haar een nieuwe aanval van beving voort te gaan en Arkel, zelf met haar verlegen, verwijderde zich met den ouden slotbewaarder uit het vertrek. In de groote bovenzaal gekomen, ging hij aan het raam staan en begon, de armen over elkaar geslagen en het hoofd hangende, te overpeinzen wat er te doen stond, en hoe hij best zou handelen.
"Blijft er beiden wachten, tot het jongste bazuingeschal er u uitroept," zeide Arkel, die den monnik beneden gevolgd was: en hij sloeg de kerkerdeur met geweld dicht: "Ziezoo!" zeide hij: "daar zijn er ten minste twee, die mij vooreerst niet zullen hinderen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek