Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
't Was de gewone stonde. Zou Johannes wachten op haar. Ze had den sleutel niet bij! Zoo lange dagen had ze in folterende angstigheid en koppig dwaas gedoe haar liefde verwaarloosd, en ze vreesde dat Johannes, moe van wachten, 't opgegeven had. Ze klopte. Subiet schoof 't deurken open en hij stond daar, met gulzige blijdschap haar ontvangend.
Zijn grijze hoofd kleurde zilverig, taakte, gevoelig, de angstigheid die in de kamer aanwezig was. Vere en Ernest begaven zich te bed, als iedereen reeds was gaan slapen. Hunne kamer was niet zeer hel verlicht. Twee gaspitten onder mat-groene bokalen vlamden op het breed-marmeren schoorsteenblad en wierpen in de ruimte een zacht-groene klaarte.
Een onuitlegbaar gevoel van angstigheid ontstelde hem, en sedert eene wijl begon hij te zeggen, dat zijn uur om naar Moll terug te keeren was verschenen, en hij welhaast hun vaarwel zou moeten wenschen. Hij drukte tevens met zooveel aandringen den wensch uit, door zijnen vriend, den sergeant, ten minste tot bij het gehucht Kevermont te worden vergezeld, dat deze met hem de herberg verliet.
Ze keek omme en zag het dutseken aandrevelen met een zakdoekje. 't Uwe, juffrouw? Ze tastte in haar pelsen mofje en bloosde, omdat een oude heer haar heel scherp aankeek binstdien. Ja, lieveken.... Danke. Verlegen liep ze verder. Tenden de strate lag de vaart. Nog de brug over en dan een klein draf ken. Wat zou ze zien? Een rappe angstigheid kwam over haar. Wat zal ik zien?
Goedele behield een liefelijk beeld ervan, lijk de beestjes daar in 't zilveren zonnegeweld wit opwolden, hun stokkepootjes vreesachtig te gare en hun koppen bovenuit, al te zamen gerokken naar 't veilig beschut van den barm. Het was alsof zijzelve met eendere angstigheid een duurbaar leven had te bergen, en ze roerde haren arm om zekerlijk het buigend lijf van Johannes te voelen.
Moet ge mij komen aantasten, als ik nu lam lig, en denkt ge dat ik niet meer tegenstribbelen kan? Ho! Ho! Ho! Het kind is bijna dood.... Ze naderen! Ze naderen! Goedele zat verplet en met pijnlijke angstigheid blikte ze op naar heur broeder. Hij rok zijn mond open om al zijn haat in vierkante brokken neer te gooien. Ze hebben mij in mijne zoete droomen getroffen.
Ze at gulzig en de reuk van den drank speelde aangenaam in haren kop. Ze had zich, peinsde ze, zonder weerkomste uit het leelijk verleden geworsteld. Ze jubelde binnenzijds. Wat ben ik blij! Al kriebelde nog ievers een bijzondere angstigheid ... Want een gevaar kon opdoemen binst de dagen, die over haar versche leven varen moesten.
Hij had echter gehoopt dat hare houding geheel anders zou zijn. Hij voelde dat in dit huis een groot misverstand gesponnen werd, en hij was bang dat hij dit eens tastelijk ontdekken zou. Hij dacht niet zonder ongemak aan de prachtige orchideeën, welke de kamer vervulden met eene mooie sierlijke angstigheid.
Dan klinkt de stern opnieuw, dringend, met harderen klem; en eindelijk antwoordt hij... Ja, hij is nog van de levenden, hij behoort tot de overwinnaars!... Alweer, den ganschen dag, had, in de verte, het kanon gegromd... Dat was echter geen nieuws meer; sinds lang waren zij daaraan gewend. Doch, met den avond scheen het gedonder dichterbij te komen en dat verwekte angstigheid.
Het kind had aanstonds een vaststaand beeld in haar hoofd gehad van zoo een naaiwinkel, en dat beeld was haar iets van enkel afschrik en angstigheid: een naaiwinkel, dat was haar naaischool van vroeger, met grooter, treiterachtiger meiden en kwajer juffrouwen, die je niet meer leerden, maar waarvoor je verdienen most.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek