Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
Verder wil hij het rijke Cyprus, dat hij eens voor Amasis veroverde, in onze hand stellen. De koningen van dit eiland hebben, op zijne voorspraak, hunne kronen behouden, en zullen aan zijne raadgevingen onmiddellijk gehoor geven. De Athener zorgt voor alles, en kent overal den weg, als kon hij gelijk de Zon de geheele aarde overzien.
Plaats Ibycus naast onzen vriend, den Spartaan, en bedenk eens wat gij wel zeggen zoudt, als ik den dichter met gebalde vuist, den held met een aanminnig gelaat en bevallige gebaren wilde voorstellen?" »En wat antwoordt Amasis op uwe aanmerkingen betreffende dezen stilstand?"
En het is nog duizendmaal smartelijker de liefde, die men zoo gaarne alleen zou bezitten, met honderd andere te moeten deelen." »Hoor me nu die jaloersche vrouw eens!" riep Amasis. »Spreekt zij niet, als had zij zich reeds over mijne ontrouw te beklagen gehad?"
Nauwelijks had Cresus zich verwijderd, of de kroonprins liet zich aandienen. Toen Amasis zijn zoon zag binnentreden, barstte hij uit in schaterend gelach, volstrekt geen acht slaande op diens bleek en verstoord gelaat. »Heb ik het u niet gezegd," zoo begon hij, »dat het voor een eenvoudig Egyptenaar geene lichte taak is, zulk een Helleenschen vos te vangen?
Of zijt gij den koning, gelijk ik u aanried, als een ootmoedig smeekeling en als een onderdanig zoon genaderd?" »Neen, mijn vader; ik was scherp en onwillig." »Dan had ook Amasis het recht om toornig te worden, want het betaamt den zoon nooit zijn vader tegen te treden met wrok en spijt in 't hart, en allerminst als hij hem iets te verzoeken heeft.
»Bedaar, bedaar toch oude!" viel Nebenchari den knecht in de rede, die zich hoe langer zoo meer opwond. »Wij zijn niet allen van hetzelfde hout gemaakt, en wanneer Amasis als knaap werkelijk niet meer was dan gij, dan is het uwe schuld, dat gij op uw tachtigste jaar zooveel minder zijt dan hij." »Mijn grootvader was tempeldienaar, mijn vader was het, daarom moest ik het natuurlijk ook worden...."
Dewijl zijn voorganger Hophra, door zijne voorliefde voor de Grieken en zijn omgang met de door alle Egyptenaren gehaatte vreemdelingen, zijn eigen val bewerkt en verhaast had, daar hij de priesters en krijgslieden tot openbaren opstand had aangezet, hield men 't voor zeker dat Amasis, gelijk de vorsten van oudsher plachten te doen, het land voor de vreemdelingen sluiten, de Grieksche soldaten afdanken, en in plaats van aan den raad der Hellenen het oor te leenen, op de bevelen der priesters acht geven zou.
Amasis, dien wij nog maar kort geleden zoo ernstig met Cresus hoorden spreken, had thans alle zorgen op zijde gezet, en gaf zich over aan vroolijke scherts. Het was of hij weder de uitgelaten onderbevelhebber, de lustige drinkebroer was van weleer.
De brief bevatte het navolgende: »Ladice, vrouw van Amasis en koningin van Opper- en Neder-Egypte, aan hare dochter Nitetis, gemalinne van den machtigen koning van Perzië. »Wanneer gij, beminde dochter, zoo langen tijd zonder berichten uit uw vaderland zijt gebleven, lag de schuld daarvan niet aan ons.
Amasis wil koning worden! klonk het van gelid tot gelid, van mond tot mond. De goede, de vroolijke Amasis zij onze koning! jubelde het gansche leger na weinige oogenblikken. Een mijner oude tafelvrienden zette mij den veldheershelm op het hoofd, en toen deed ik de scherts in ernst verkeeren. De hoofdmacht van het leger sloot zich bij mij aan, en wij versloegen Hophra bij Momemphis.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek