Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Op een schoonen dag was baron Adriaan 't landgoed op komen rijden op een prachtig paard. Zijn huzarenrok schitterde in de zon, zijn sporen, sabel en tuig straalden en vonkelden, om niet te spreken van zijn eigen frisch gezicht en stralende oogen. Melchior Sinclaire had zelf op de stoep gestaan en hem ontvangen toen hij kwam. Marianne had aan 't venster zitten naaien.
Op eenige dagen tijds was Adriaan Damhout zichtbaar aan het beteren; maar zijne herstelling vorderde zeer langzaam. Inderdaad, de dokter had hem na den eersten dag nog tweemaal bloed afgetrokken. Daarbij had hij hem het gebruik van alle voedsel verboden.
Met Adriaan, Lidewyde en Emma was hij in den vooravond uit rijden geweest naar Zeeburg, waar men gezamenlijk, luisterend naar de muziekale uitvoering van een militair orkest en groeten wisselend met bloedverwanten of vrienden, de zon had zien ondergaan. André was niet ongevoelig voor zulke genietingen. Hij vond Dijks landauer een voortreffelijk rijtuig, en het voorregt twee vrouwen tot =vis-
Het kantoor van Adriaan Dijk was in het geheel niet een dier wijdluftige gebouwen gelijk in onze eeuw het Krediet in alle groote steden doet verrijzen. Het geleek noch op een spoorweg-station, noch op een ander Felix Meritis.
Toen Adriaan Dijk, in zijn meedoogenloos briefje, André op Emma gewezen en hem gesommeerd had met zijne eigene eer ook den goeden naam van zijn meisje te redden, was zijn oogmerk met die aansporing alleen geweest, André eene drangreden meer aan de hand te doen om naar de vernietigende pistool te grijpen.
Nu bemerkte hij eenen werkman, die uit de fabriek kwam en tot het uiterst einde van de groep der spinners naderde. Hij ging naar hem toe, deed hem teeken, dat hij hem over iets wilde spreken, trok hem een paar stappen van zijne kameraden weg en zeide: "Ha sa, Adriaan, gij zijt er bij dezen avond, niet waar? Wat zullen wij lachen en vermaak hebben!" "Waarbij, Jan?
De vrienden zeggen, dat zij werk hebben aangenomen voor eene stad in het midden van Frankrijk, voor Rouaan misschien; maar ik weet het niet juist." "En de Wildenslags varen altijd wel?" "Wel? Ja, veel te wel; het ware beter, dat zij wat armoede leden. Er zijn geene grootere rabauwen op de wereld dan de Wildenslags; gij moest ze nu zien, Adriaan!
De oudste is Huib, die, op een hellebaard geleund, zijne oogen in het rond laat gaan als eene kat, die eene prooi zoekt. De andere is wat jonger, maar veel langer dan Huib. Het is de lange Smeerdiekenaar, dien we zich als een kind zagen aanstellen toen hij voor het eerst in het vuur moest. De derde is een heel jong en kort matroosje met eene flauwe stem. Hij heet Adriaan.
"Dan zou men je bij gebrek aan bewijzen loslaten en geheel Vlissingen zou je houden voor den moordenaar van Adriaan Roelofsz." Pieter liet het hoofd zakken. "Ik breng je betere tijding," hervatte de Prins. "Je onschuld is aan het licht gekomen; want de ware schuldige is ontdekt."
"Ha, dan gevoel ik eerst, dat ik moeder ben, wanneer ik weet, dat ik mij opoffer voor het geluk mijner kinderen." "Goed; maar indien het werk nu eens voor lang wierd gestaakt? Indien een onzer ernstig ziek wierd, wat dan?" "Dan, Adriaan, dan zouden wij het schikken volgens Gods beslissing. Het onmogelijke kan men niet doen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek