Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
Zwoel warm heet. Een hoogen temperatuurgraad hebbende. ~Warm~ zegt dit in 't algemeen, vooral van een aangename temperatuur: 't Is hier lekker ~warm~. ~Heet~ is veel sterker, en ~zwoel~ is: afmattend, drukkend warm. Versagen wanhopen vertwijfelen. Alle hoop opgeven.
De mei-maand kwam, en alle kleuren minnen den schemer zoo zoel, en uit der bloemen innig-teêrste binnen daar zwemen Zoo zwoel de geuren tot de zinnen. De rozen hangen open op de lucht, aanhaal'ge monden, uit welker diepte 't zoet geheim verzucht der zaal'ge wonde en zwijmelend genucht. En gij, mijn Lief, gij glimlacht mij zoo lief uw teêr- -heid toe!
En zij zagen in den hof, onder den lindeboom, den ouden Koning Mirakel liggen op een rustbank. En zijn zoon Alidrisonder zat naast hem. En zij speelden schaak.... Rondom in den hof, onder rood gouden appels, die hingen zwaar in de appelaren, zwoel van geur en gestoofd door midzomerzon, zaten of vermeiden zich de ridders en edelvrouwen van het hof.
Bij wijze van zijn goede voornemens ten uitvoer te brengen, waarmede hij zoo druk bezig was een hel op zijn eigen hand te plaveien, ging Geoffrey niet naast Beatrice zitten, maar koos een plaats aan het einde van de kerk, dichtbij de deur, waar hij zich troostte met naar haar te zien. Het was bizonder zwoel weer, en, hoewel er niet veel zon was, zoo warm als midden in den zomer.
Zijn Geest is een adem, een aanblazing, een krachtig ruischen. Woest was de baaierd, woest en ledig; geen orde, geen onderscheiding, geen licht, geen geluid. De duisternis zweefde over den afgrond. Alles stil en levenloos. Maar een krachtig, een zwoel, een vruchtbaarmakend windgeruisch ging over de diepte. Het was de adem Gods broedende over de wateren.
Frédérique zocht tevergeefs hem te bedaren en Mathilde vertelde aan Howard, wat eigenlijk de kwestie was. Mevrouw Van Erlevoort schudde het hoofd. Foei! Eline zoo te plagen! fluisterde zij zacht en haar verdediging bracht Etienne buiten zichzelven van vroolijkheid. Het was zwoel en drukkend heet geweest.
Blijf, zeide zij, mat. Hij volgde haar, het atrium uit, naar binnen, in het kleine huis. Op den drempel bleef hij nog staan, zijn sandaal kraakte; hij schrikte, nerveus en luisterde uit.... Stemmen.... fluisterde hij. Zij, ook angstig, luisterde.... De nacht drukte zwoel en laag. Gij, edele Martialis? hoorden zij, buiten, Lavinius Gabinius verwonderd zeggen.
Uit de vroeg-gelezen verhalen was in hem een wereldbeeld gegroeid, dat geen ervaringen ooit geheel verdrongen, een vreemde wereld vol romantisch gebeuren, vol heldhaftige ridders en smachtende jonkvrouwen. De gevoelens in die wereld waren ongezond, broeierig en zwoel; natuurlijk, want zij was niets als de bleeke, tallooze malen verslapte kopie der middeneeuwsche romantiek.
Zij waren zoo gewend in mij te zien een wonderlijk tammen, goed gedresseerden ezel, een ezel, die menschelijk at en aan lag, een ezel, die speelde met hunne jonge meesteres, een ezel, die zich nooit onvoegzaam gedroeg, die als een mensch zijn pavillioen bewoonde. Zij lieten mij doen als ik wilde.... De nacht was zwoel, of onweêr dreigde. Ik kon niet slapen, op mijn weelderige kussens.
Hij zag haar groote oogen, boog zich en kuste haar; diep ademend omvatte hij heel haar slank lijfje en kuste haar die nog niet kussen kon tot haar lippen bewogen, en drukte haar aan zich, en fluisterde kleine lieve woordjes. En zij, met een borst van gloeiende stilte, haar gelaat naar zijn mond, wachtte de kussen, luisterend naar den zwellenden nacht die zwoel van teederheid was.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek