United States or Namibia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er waren haar wachtende wangen in den zomer, leêg en effen; er waren haar oogen, die zij niet voelde, waar al de zomer zwijmelend tegen verzotte; er waren haar voeten, die zich over elkaâr legden, om het geluk in haar wezen dicht samen te drukken. Er was een helle leêgte, achter in haar verbeelding, de angst-afwezigheid.

Op slag van tien uren kwam Spelle uit den Valk, gevolgd door zijne twee beulsknechten en door Pieter de Roose. Lansaem en zijne gezellen waren verscholen in de schuur van Samson Boone, een vriend van Michielken. Spelle kon hen niet zien. De vrienden van Michielken hoorden hem zwijmelend voorbijgaan, alsook Pieter de Roose en de beide beulsknechten.

Arm in arm, de mannen reeds zwijmelend, slierden ze door de straten, baldadig gillend uit heesche kelen ... Domien, met zijn harmonica, liep met lamme slungelig-buigende beenen en vooroverhellend lijf, vooróp, trok bij poozen een klagend-snerpenden toon uit zijn nauw nog plooiend en rekkend speeltuig.

In hun blikken en woorden, hun gebaren en zwijgende handdrukken, hun gloeiende kussen en tersluiks afgewischte tranen, brak het nimmer-rustend, nimmer-verstillend innerlijk bewegen hunner harten uit. Zwijmelend van geluk genoot hij het verrukkelijk samenleven met deze kinderen zijner fantasie, en met tegenzin keerde hij tot de kille, schrale, rauwe, harde werkelijkheid en hare bewoners terug.

't Deed hem toch leed, te beseffen hoe heel anders het nu was tegen 't vorige jaar, toen uitbundige uitspattingen, Lowis nog vuriger dan anders naar hem verlangde en ze heur rond-mollig-, warm lijf tegen 't zijne vlijen kwam, daarna ... wanneer ze alleen bleven ... Tot den laatsten roeier, zwijmelend en lallend vertrokken was, talmde Geerten, en 't werd hem tot een wrang-genot toen hij er in slaagde Franske mee te troonen ... Ze durfde hem niet openlijk bedriegen!

De mei-maand kwam, en alle kleuren minnen den schemer zoo zoel, en uit der bloemen innig-teêrste binnen daar zwemen Zoo zwoel de geuren tot de zinnen. De rozen hangen open op de lucht, aanhaal'ge monden, uit welker diepte 't zoet geheim verzucht der zaal'ge wonde en zwijmelend genucht. En gij, mijn Lief, gij glimlacht mij zoo lief uw teêr- -heid toe!

Geerten vernam een scharrelen aan de voordeur, een stommelen in den gang, dan kwam, zwijmelend, met hangende haren en waterige oogen Trees binnen-zwalken, liet zich neerkwakken, plomp-zwaar op een stoel, de armen strak langs het lichaam, het hoofd loom-zwaar zakkend op de borst ... 't Scheen of ze, dood-vermoeid, in eens overvallen werd door looden slaap, of ze niet meer bij-machte was te beheerschen heur lijf, dat zakkerig ineen-gedrongen, hing tegen de stoelleuning.

Fransoo zat te lachen, altijd maar door te lachen. En nu riep hij: "nu gon we naar manne meulen e fleschke drinke, kom Pallieter, kom Pastoer!" Maar de pastoor ging niet mee, en samen, Pallieter en Fransoo, trokken ze over 't begijnhof, zwijmelend van hier naar ginder. Pallieter viel in een ruit en 't was een luid gerinkel van brekend glas, door de late stilte.