Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 mei 2025
Vervolgends wordt er gewach gemaakt van eenen Willem, zonder bepaling of hy tot het geslacht zijns voorgangers behoorde, en daarna, in een brief van Bisschop Henric den Eerste, 1260, van den Burchtgraaf Wouter, Geraerts zone uit den huize van der Goude.
Thomas Staal ging des avonds wanneer zij van elkander scheidden om ieder zijns weegs te gaan, gewoonlijk naar de een of andere biljartzaal, om eene partij te spelen. Cyprianus daarentegen ging gewoonlijk een paar uren op de hoeve van John Watkins doorbrengen.
Begeef u thans weder naar uw schuilhoek; ik durf niet langer hier blijven, men mocht ons komen storen." "God loone u," zeide de vreemdeling de hand zijns beschermers drukkende. "Hij vergelde u uwe grootmoedigheid en geve, dat zij u nimmer berouwe, noch in ongelegenheid brenge." "Wel!" zeide Reede: "dat was toch het minste dat ik doen kon dat ik u een schuilplaats gaf in uw eigen kasteel."
De kloekgebouwde man, in de kracht zijns levens, doch wiens geestige bruine oogen, die tintelen van vuur en vernuft, hem jeugdiger nog doen schijnen dan hij werkelijk is, wiens blonde, een weinig rosachtige lokken in zoo weelderigen overvloed het gezond en blozend aangezicht omringen, is de heer des huizes.
In de vreugde zijns harten liep hij op den bok toe en wilde hem zijne armen om den nek slaan, maar de bok scheen daar niet van gediend, want hij ging op zijne achterpooten staan, stak den kop omlaag en drukte zijn groote, kromme horens zoo stevig tegen Jans smalle buikje, dat Jantje achterover tegen het houten beschot terecht kwam.
Opnieuw plaatste de dwerg zich in het pad, dat Erec nemen moest, en wachtte met eene boosaardige grijns op het gelaat diens nadering af. Op hoogen toon gelastte de ridder hem, terstond den naam zijns meesters te zeggen, maar ook tegenover hem bleef de dwerg in zijne weigering volharden.
XXXIX. Angst is de Begeerte om een grooter kwaad dat wij vreezen, door een kleiner kwaad te vermijden. XXXIX v.d. XL. Vermetelheid is de Begeerte, waardoor iemand wordt gedreven iets te doen met een gevaar voor zichzelf, dat zijns gelijken te loopen vreezen.
Die toewijding openbaarde zich van de zijde van Li door de zorg, waarmede hij het linnengoed van Cyprianus waschte, steef en streek, van den kant van Makatit, door de schier godsdienstige oplettendheid en nauwkeurigheid, waarmede hij al de aanwijzingen en bevelen zijns meesters opvolgde. Maar de beide makkers gingen soms wel een beetje ver in hun ijver om "vadertje" genoegen te doen.
"Zijt ge mijnheer Marius Pontmercy?" "Ja gewis." "Ik zocht u," hernam L'aigle de Meaux. "Waarom?" vroeg Marius; want hij was 't werkelijk, die het huis zijns grootvaders verlaten had en nu een gestalte voor zich zag, die hij nog nooit gezien had; "ik ken u niet." "Ik u evenmin," antwoordde L'aigle.
Meermalen was hij met onverschrokken moed het vijandelijke vuur tegemoet getrokken; meermalen reeds had hij, op last van zijn vorst, aan de zijde zijns dapperen vaders, den vijand bestreden; maar nimmer nog was hij in een donkeren nacht uitgetogen, om zich met een vijand te meten, die bovendien nog de laagste was, dien hij ooit te voren gekend had.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek