United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men meende, dat het zeer goedaardig was; plotseling echter kwam zijn wilde aard aan 't licht: het viel zijn oppasser aan en bracht dezen met zijne vreeselijke slagtanden een doodelijke wonde toe. Later heeft het den buik opengereten aan een tamme zeug, die in zijn hok was gebracht in de hoop op nakomelingschap. Zijn voedingswijze verschilde niet van die van andere Zwijnen.

Het vuur der tweedracht begon ook spoedig weer te blaken: en onderlinge vijandschappen deden de landsaangelegenheden vergeten, terwijl bijna geen edelman zijn stins durfde verlaten, uit vrees van in zijn afwezigheid door den vijand te worden aangevallen: evenals in de fabel van den arend en de zeug, die beide te huis blijvende, elk bezorgd dat de andere zijnen jongen leed zoude doen, van honger omkwamen, en aan hun gemeenen vijand, de kat, ten prooi vielen.

Haar vader kwam nu ook van de boerderij terug. Hij was in een zeer goede luim. De zeug had zichzelve overtroffen en het ditmaal tot het verrassend getal van vijftien gebracht. Daarop haalde Elisabeth de twee pond en eenige shillings, die zij den onwilligen boer had afgeperst, voor den dag, en het gezicht van dat geld maakte den WelEerwaarden heer nog vergenoegder.

Bij nadere overweging bevredigt ook deze verklaring niet, omdat de zeug, die op dezelfde wijze voedsel moet zoeken, deze beschermingsmiddelen mist.

Te Blitterswijk zingt men: Ik zeug zo gêr no Kêvele goan, Wen er mar gene grune wolf zaat, Joa, joa, do zit er ene, Nie der zit er gene. Over de karakteristieke processievaantjes spreek ik nader in het Vijfde Hoofdstuk: Volkskunst.

Zog staat voor zeug, een dik, schommelend vrouwspersoon. harde oorveeg. soort van jas. flink. Zij wordt niet als dienstmeid beschouwd maar als "zuster in den Heere." De hoofdpersoon in het vermaarde tooneelstuk van dien naam van den grooten Molière. De personificatie van de schurkachtigheid, valsche vroomheid en huichelarij, waarom Saartje dan ook Broeder Benjamin met dien naam aanduidt!

Een troep van deze jonge, fraai geteekende diertjes, levert een alleraardigst schouwspel op: in hun prille jeugd zijn de biggen allerliefste, bijzonder potsierlijke schepsels. Hun kleed staat hun voortreffelijk; de vroolijkheid en moedwilligheid van de jonge Zwijnen vormen een volledige tegenstelling met de traagheid en onhandelbaarheid van hunne ouders. Vol ernst gaat de zeug voor hare biggen uit; deze loopen schreeuwend en knorrend door elkander heen, gaan onophoudelijk van elkaar af en komen weer terug, blijven een tijdlang ergens staan, om in den grond te wroeten of om een plompe grap uit te halen; daarna verdringen zij elkander weer om bij de moeder te komen, die zij omringen en tot stilstaan dwingen, als zij verlangen te zuigen, waarna zij vroolijk hun weg vervolgen; zoo gaat het gedurende den geheelen nacht; zelfs over dag kan dit onrustige gezelschap zich in het leger niet stil houden: de biggen krioelen onophoudelijk dooreen. De leeftijd dien het Wilde Zwijn bereiken kan, wordt 20

Naar gezegd wordt, werpt de zeug omstreeks de maand Februari 1 of 2 jongen: kleine, aardige biggen van 15

Het woord geld of gild heeft, by dieren, ook de beteekenis van onvruchtbaar. Van daar het werkwoord gilden, een dier onvruchtbaar maken of lubben. En een gilder is iemand die van deze zaak zijn bedrijf maakt. In De Navorscher, dl. XXXII, bl. 338 vind ik de volgende aanteekening: »In Noord-Brabant onderscheidt men bergen van gilden. Berg is een gewezen beer; gild een gewezen zeug, niet waar?

Amelie zag dat zij met deze Arkadische kleinen niet vorderde, haalde de schouders op, en zweeg. "Onze zeug het ebigd," zei het meisje opeens, uit zichzelve. "Wat zegt het schepseltje?" vroeg Amelie, voor wie deze inlichting volkomen onverstaanbaar was. "Zij zegt iets dat haar zeker hoog op 't hart ligt, juffrouw Van Brammen," zei ik, "ze vertelt dat het wijfjesvarken.....in de kraam is gekomen."