Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 juni 2025
"Verbeurd, verbeurd!" riepen de roovers; "een Sakser heeft dertig zechinen, en keert nuchter uit een dorp terug! Zij zijn onherroepelijk en zeker aan ons vervallen, met alles, wat hij bij zich heeft." "Ik heb ze bijeen gespaard, om mijn vrijheid daarmede te koopen," antwoordde Gurth.
Zij hadden korte zwaarden op zijde en groote knuppels in de handen, en Gurth bespeurde nu, dat zij allen maskers droegen, wat hun beroep verraadde, al had hun vorige handelwijze ook nog eenige onzekerheid dienaangaande overgelaten. "Hoeveel geld hebt gij bij u?" vroeg een van de dieven. "Dertig zechinen, die mij toebehooren," hernam Gurth kort af.
"Bij den heiligen Dunstan," zei Gurth, terwijl hij door de donkere gang voortstrompelde, "dit is geene Jodin, maar een engel des hemels! Tien zechinen van mijn dapperen jongen meester, twintig van deze parel van Sion gelukkige dag! Nog één dag van dien aard, Gurth, en gij kunt u loskoopen van de lijfeigenschap, en zoo vrij wezen als de beste.
Heeft hij het geërfd, of op welke wijze heeft hij het verworven?" "Door zijn goede lans," antwoordde Gurth. "Deze beurzen bevatten het losgeld van vier schoone paarden en wapenrustingen." "Hoeveel is er in?" vraagde de roover. "Twee honderd zechinen." "Maar twee honderd zechinen?" zei de bandiet; "uw meester heeft mild met de overwonnenen gehandeld, en hun een gering losgeld opgelegd.
Dit zeggende, nam hij van onder Gurth's mantel den lederen zak, waarin de beurs, die Rebekka hem gegeven had, zoowel als de overige zechinen zich bevonden, en daarop ging hij voort met zijn ondervraging. "Wie is uw meester?" "De Onterfde Ridder," zei Gurth. "Wiens goede lans den prijs in het toernooi van heden behaald heeft?" hervatte de roover. "Hoe is zijn naam en wat zijne afkomst?"
"Wel nu," zei Izaäk zuchtende, en aarzelende tusschen zijn gewone geldzucht en het pas opgekomen verlangen, om in het tegenwoordig geval edelmoedig te zijn, "als ik zei, dat ik tachtig zechinen wilde nemen voor het goede paard en de rijke wapenrusting, dat mij geen gulden winst zou geven, hebt gij dan geld genoeg om mij te betalen?"
"Ha!" riep de ridder, "kent gij zijn naam? Maar zeker," voegde hij er haastig bij, "zeker kent gij hem, want het was uit uwe hand, en, zooals ik vermoed, door uw edelmoedigheid, dat hij gisteren honderd zechinen ontvangen heeft." "Spreek daar niet van," zei Rebekka blozende, "ik merk, hoe gemakkelijk het is met den mond te verraden wat het hart gaarne zou verbergen."
Als gij geen zeventig nemen wilt, zal ik deze beurs aan mijn meester terug brengen;" en hij liet het geld klinken. "Neen, neen!" riep Izaäk, "leg de talenten, de sjekels, de tachtig zechinen neer, en gij zult zien, dat ik u ruim bedenken zal." Gurth gaf toe, en tachtig zechinen op de tafel tellende, gaf de Jood hem een kwitantie voor het paard en de wapenrusting.
Zij vroeg hem naar zijn onderhoud met Izaäk, dat hij nauwkeurig mededeelde. "Mijn vader heeft slechts met u geschertst, vriend," zeide Rebekka; "hij is uw meester meer dank verschuldigd, dan deze wapenen en dit paard kunnen vergelden, al waren zij tienmaal meer waard. Hoeveel hebt gij mijn vader betaald?" "Tachtig zechinen," zei Gurth, verrast door de vraag.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek