Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
49 dan hadde hij niet de hand tegen u uitgestrekt, maar de ongelooflijke zaak deed mij hem aanzetten tot een werk dat mij zelven zwaar op 't harte weegt. 52 Maar zeg hem wie gij geweest zijt, zoodat, bijwijze van eenige vergoeding, hij uwen roep verversche in de bovenwereld, waarhenen het hem veroorloofd is, weder te keeren."
88 Vreezen moet men alleen die dingen, welke vermogen hebben iemand kwaad te doen; de andere niet, omdat zij niet vreeselijk zijn. 91 Ik ben door God gemaakt Hem de dank zóódanig, dat uwe ellende mij niet raakt, noch vlam van dien brand mij bespringt. 94 Eene edele vrouwe is in den hemel, die zich erbarmt over dat beletsel, waarhenen ik u zend, zoodat zij hard oordeel daarboven verbreekt.
67 Wel òp nu en met uwe wel-voorziene sprake en met dat wat hij noodig heeft voor zijn bevrijden, help hem zóó dat ik er van getroost zij. 70 Ik ben Beatrice, die u doe gaan: ik kom van die plaats waarhenen ik weder te keeren begeer: en Liefde bewoog mij, die mij ook doet spreken. 73 Wanneer ik weder voor mijnen Heere zal zijn, zal ik mij dikwijls bij Hem over u beroemen."
Ik zond een kruijer naar Benjamins kamer, en naar die van Kee; maar de Buren zeiden, dat de Kamers leeg waren, dat zy voor een dag of agt wel meubeltjes hadden zien wegbrengen, maar wisten niet waarhenen. Ik ging voort naar Domine P., die my raadde het in de Courant te zetten, en zo te zien, dat zy in handen der Justitie kwamen, dat zal ik doen. Nu ben ik wel twee derde deel van myn goedje kwyt.
115 De goede Meester zeide: "Zoon, nu zie de zielen van degenen, welken de toorn overwon: en ook wil ik dat gij voorzeker geloovet, 118 dat er onder dat water menschen zijn, die ademhalen, en dat water doen opborrelen naar boven, gelijk het oog u zegt, waarhenen het zich draait.
De eerste van hen was deze: "Goed is de heerschappij der Liefde omdat zij het streven van haren getrouwe aftrekt van al wat laag is". De tweede was deze: "Niet goed is de heerschappij der Liefde, omdat, hoe meer geloof haar getrouwe in haar stelt, hoe zwaarder en smartelijker weg hij moet gaan". De derde was deze: "Het woord liefde is zòò zoet te hooren, dat het mij onmogelijk schijnt dat hare eigen werking in de meeste dingen anders dan zoet zoude zijn, aangezien de namen zich richten naar de genoemde dingen, gelijk geschreven staat: 'Nomina sunt consequentia rerum'" . De vierde was deze: "De Vrouwe, de liefde tot wie u aldus in het nauw brengt, is niet als andere vrouwen, zoodat zij gemakkelijk het hart zoude kunnen verlaten". En elk dezer gedachten bestookte mij zoozeer, dat zij mij deed staan als een die niet weet langs welken weg zijne reis leidt, zoodat hij wil voortgaan, doch niet weet waarhenen.
Na den krijg dier verschillende gedachten geviel het dat de Allerlieflijkste ergens kwam, waar vele edele dames vereenigd waren; naar welke plaats ik werd medegenomen door eenen vriend, die geloofde mij een groot genoegen te bereiden door mij te brengen waar zoo vele vrouwen hunne schoonheid toonden. Waarop ik, ternauwernood wetende waarhenen ik geleid werd, mij toevertrouwende aan dien man die intusschen zijnen vriend aan de uiterste grens des levens bracht tot hem zeide: "Waarom zijn wij tot deze vrouwen gegaan?" Daarop antwoordde hij: "Om te zorgen dat zij waardiglijk gediend worden". En de waarheid is dat zij daar bijeen waren om eene edele dame gezelschap te houden, die dien dag gehuwd was; aangezien het, volgens gebruik in de bovenbedoelde stad, betaamde dat men haar gezelschap hield bij den eersten maaltijd dien zij nuttigde in de woning van haren jongen echtgenoot. Zoodat ik, geloovende mijnen vriend een genoegen te doen, mij voornam dezen vrouwen, die haar gezelschap hielden, van dienst te zijn. En toen ik dit juist besloten had, leek het mij als voelde ik eene vreemde siddering beginnen in de linker zijde van mijne borst en zich plotseling over alle deelen mijns lichaam uitbreiden. Toen, zegge ik, leunde ik mij onmiddellijk tegen eene muurschildering, welke de zaal omgaf; en vreezende dat anderen mijne siddering zouden hebben opgemerkt, sloeg ik de oogen op en naar de vrouwen ziende, ontwaarde ik onder hen de lieflijke Beatrice. Toen werden mijne geesten zoodanig overweldigd door de kracht welke de Liefde verkreeg, ziende zich in zoo groote nabijheid dier allerlieflijkste Vrouwe, dat geen meer in mij leven bleven dan alleen de geesten des gezichts; en zelfs deze bleven nog buiten hunne werktuigen, omdat de Liefde in hunne verheven plaats wilde huizen, ten einde die wonderbare Vrouwe te kunnen zien. En ofschoon ik een ander was dan eerst, bedroefde ik mij toch zeer over die geestjes, die luide jammerden en zeiden: "Als deze ons niet aldus uit onze plaats gebliksemd had, zouden wij nu daar het wonder dier Vrouwe kunnen aanzien, zooals de anderen, onze gelijken, doen". Ik zeg dat vele dier dames, mijne verandering hebbende opgemerkt, zich begonnen te verwonderen; en pratende spotteden zij over mij met de Allerlieflijkste , waarop mijn argelooze vriend, dit bemerkende, mij bij de hand nam en, mij leidend uit het gezicht dier dames, mij vroeg wat ik had. Hierop rustte ik eene pooze, en nadat mijne doode geesten weder waren herrezen en de verdrevene weder tot hunne plaatsen waren teruggekeerd, zeide ik tot mijnen vriend deze woorden: "Ik heb mijne voeten gezet in dat deel des levens, vanwaar men niet weder kan terugkeeren, al wilde men." En ik nam afscheid van hem en trok mij terug in de kamer der tranen, in welke ik, weenende en beschaamd, tot mijzelven zeide: "Als deze Vrouwe mijnen toestand kende, ik geloof niet dat zij aldus mijn uiterlijk zou bespotten, maar ik geloof veeleer dat zij diep medelijden er mede hebben zou." En aldus klagen blijvend, nam ik mij voor woorden te spreken waardoor ik, mij tot h
31 Omhoog het hoofd, omhoog en zie dengene voor wien, voor de oogen der Thebanen, de aarde zich opende waardoor allen schreeuwden: "Waarhenen stormt gij, 34 Amphiaraüs, waarom laat gij den oorlog varen?" en hij hield niet op van in de diepte te vallen tot hij was bij Minos die een iegelijk onder handen neemt.
Plotseling herkende Gawein de landstreek, die hij door draafde. Hier was hij geweest, jaren her! Tien jaren her en daar, in de richting, die het Zwevende Scaec had verkozen en waarhenen het fladderde, hoog in de lucht, om zich plotseling te laten recht neêr zinken, in een glinsterende spiraal, rees de reusachtige burcht Endi van Koning Assentijn!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek