United States or Montenegro ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mij klinkt nog in de ooren de toon van warme overtuiging, waarvan de stemmen trilden der drie jonge meisjes met groote bundels veldbloemen in den arm, toen ze op de stoomboot, waarmee wij van Raetvik kwamen, op ons verzoek het volksliedje van Mora zongen, waarin de woorden voorkomen: "De vreemdeling ziet uit de hoogte op ons neer; maar ik heb u lief, mijn dierbaar land!"

Heel wat waardevoller in historisch, nationaal en artistiek opzicht is het pittige, jubelende volksliedje, dat dagteekent uit het jaar 1650: Al is er ons Prinsje nog zoo klein en hoezee! bis Alével zal hij stadhouder zijn; Vivat Oranje, hoezee!

Dan treedt een aardig klein ding, een meisje, de glorie van de klasse naar voren, met kleine oogjes, die intelligent schitteren, en zingt een oud volksliedje. De fluit en de trom, waar een man zijn groote, vereelte hand op heeft gelegd, om den klank te temperen, begeleiden zacht het Hindoemeisje, dat de allures aanneemt van een jeugdige bayadère. Het is alles naïef en bekoorlijk.

Brandewijn. Het was anders de moeite waard hem te zien, dien gedrongen, ijzersterken man met zijn kromme beentjes en zijn gebaard en glimmend gelaat, als hij, eenmaal dronken, eene balalaïka in zijn gespierde hand nam, en, met een minachtenden blik in het rond, een volksliedje speelde; of als hij, met zijn mantel, waaraan de decoraties hingen te bengelen, achteloos over zijn schouder geworpen, over de straat liep, met de handen in de zakken van zijn nankinschen broek.

Over deze merkwaardige Vergadering en derzelver werkzaamheden leze men Westend. Jaarb. II. 200, volgg. Bl. 106. Ao 1388. Folkmer Allena. De Kronijkschrijver E. Beninga deelt nopens dezen man een volksliedje mede, om deszelfs vorm en oudheid merkwaardig. Het staat in de Anal. v. Mattheus, IV. 158 en 159, en in 't Jaarboek van Westendorp, II. 245, met eene veranderde spelling. Bl. 107. Ao 1397.

Hem zag Margaretha Celsing; hij was schoon, hij was een man en hij had haar lief. Maar hij was arm en zij kwamen overeen, dat zij op elkaar zouden wachten, "vijf jaar lang" zooals 't volksliedje zegt. "Toen er drie jaar voorbij waren", vervolgde de Majoorske, "kreeg zij een ander aanzoek.

De vaste bewoners, de Thibetanen, behooren tot het groote Mongoolsche ras; zij hebben zwart haar, schralen baard, kleine, fijn gespleten oogen, uitstekende wangbeenderen, korten neus en dunne lippen. Ze zijn van middelmatige grootte, even vlug en roerig als de Chineezen, en daarbij zoo krachtig en sterk als de Tataren. Op straat neuriën zij bijna altijd een gebed of een of ander volksliedje.

Zie hierover Boekenoogen, Onze Rijmen, 6 vlg., waar de aandacht gevestigd wordt op de historische kern van nog menig ander tot kinderrijm vervormd volksliedje; zoo b.v.: De Bisschop van Munster Met honderdduizend man, Voor Groningen, voor Groningen eens kwam. De Bisschop van Munster, al weer van voren af an.

Eer haar vingers gekromd werden om den potlepel en 't voorsnijmes, had ze die éene polka geleerd. Die zit haar nog in de vingers, maar ze kan niets anders spelen geen treurmarsch, geen hartstochtelijke sonate, niet eens een weemoedig volksliedje, alleen een polka. Die speelt ze zoo vaak ze haar oude piano iets toevertrouwen wil.

Een volksliedje als »Maagdedroomen" is in wezen niet verschillend van een romance als de schone Yolande of de schone Erembourc en een schertsende ballade als die van »koning Erik en de spottende Maagd" is na aan de Pastorale verwant.