Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
Boekenoogen wijst er zeer terecht op, hoe het refrein aantoont, dat het lied ook gezongen is bij het wiegen van het Kerstkindje in de kerk; zie het Jubelnummer van Volkskunde, bl. 24 vlg., waar hij ook op voortreffelijke wijze de verschillende parodieën van het sterrelied behandelt; vergel. nog Knuttel, Het Geestelijke Lied enz., bl. 106. Sta op, Maria Magdalena, Sta op van den bitteren dood!
Zij beproefde een list en begon te roepen: "Panharing! panharing!" en zoo lang schreeuwde zij, tot haar muil krom getrokken was: daarom heeft de schol een scheven muil. Hier treedt het verhaal dus weer in dienst der natuurverklaring. Zie De Mont-De Cock, Vlaamsche Vertelsels, bl. 97 vlg.; Boekenoogen, in Volkskunde XV, bl. 72 vlg.; Cornelissen en Vervliet, Vlaamsche Volksvertelsels, bl. 224.
Overeenkomstig luidt een sage, ons door Boekenoogen in Volkskunde XIX, bl. 150 meegedeeld: Een bakker te Hoorn had een vrouw en twee kinderen. Zijn vrouw werd doodziek en hij beloofde haar op haar sterfbed, dat hij de kinderen bij een buurvrouw, een heel braaf mensch zou uitbesteden. Maar toen zij gestorven was, kwam hij die belofte niet na. Van dien tijd af begon het avond aan avond te spoken.
Nu vergelijke hiermee het Vlaamsche: Juite, ko, mijn peerdje, Naar Iper om e steertje, Wilt da peerdje nie zee'der loopen, 'k Zal 't e vatje met haver koopen; Is er t' Iper geene, 'k Ga van da na Meene; Is ze te Meene goeie koop, 'k Koope der tien of twaalf stoop. Rupelmonde: Juttekave ronde! Boekenoogen, Onze Rijmen, bl. 35 vlg., Dr.
Het Noordhollandsch gebruik is nauwkeurig beschreven en toegelicht door Dr. Boekenoogen in Volkskunde XIII, bl. 65 vlg.; XVII, bl. 112 vlg. Het is een versierde stroopop, die men de verlaten vrijster of den verlaten vrijer vereert; dit is meestal het werk der naaste buurgezellen.
Dit maakte den grooten domkop wrevelig, hij zei: "wil die kleine leelijkerd mij de schooiers op het lijf zenden? Dat zal ik hem betaald zetten". In zijn dolle drift liep hij naar den weg, waar de koe van den kleinen Oege liep grazen, trok zijn zakmes en sneed het beest den hals af. Men vergelijke hiermee het begin van een door Boekenoogen, Volkskunde XIII, bl. 240, meegedeeld sprookje:
Winkler over de Nederlandsche Geslachtsnamen; verder Verdam, Geschiedenis der Nederl. Taal, bl. 131; Boekenoogen, Zaansche Volkstaal CIII; Driem. Bladen I, bl. 29; V, bl. 101; XII, bl. 122. Bij de studie onzer plaatsnamen komen de oudste lagen van onzen volksaard weer aan het licht; maar moeizaam is het opdelven. Over het algemeen steekt in deze soort plaatsnamen veel waardevol taalgoed.
Zie hierover vooral Boekenoogen, Volkskunde XXII, bl. 18, 143, 193; XXIII, bl. 29; Knappert, Folklore, bl. 188 vlg.; Utrechtsche Volksalmanak, 1853, bl. 2 vlg. Vrouwen in gezegenden staat ondervinden een bijzondere oplettendheid van den kant der buurvrouwen en vriendinnen. Zij mogen geen leelijke of vreemde dingen zien en moeten den aanblik van kreupelen en roodharigen vermijden.
Het spotlied is echter somtijds ook, zooals wij boven zagen, de direkte parodie van het minnelied. Teekenend lijkt mij de verzuchting: Ik wou wel om een gulden, Dat mijn haartje krulde. Zie Boekenoogen, Onze Rijmen 69. Nu nog een paar andere spotliedjes, die ik bij Van Ginneken, Handboek der Nederl. Taal I, bl. 359, 419 vind.
Zie vooral Boekenoogen, Zaansche Volkstaal bl. CXXII, en Heuvel, Volksgeloof en Volksleven, bl. 270 vlg. Eigenaardige namen dragen ook niet zelden de polders of sluizen; zoo b.v. Vrijwel dezelfde faktoren zien wij werkzaam bij het benoemen onzer dorpen en steden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek