United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen de hond zijn naam hoorde noemen, ging hij voor ons staan en toen hij zijn poot bij het oor gebracht had, om ons zijn militairen groet te brengen, legde hij dien op zijn hart, alsof hij daarmede wilde zeggen, dat wij op zijn genegenheid konden rekenen. In den toestand, waarin wij ons bevonden, stemde ons dit niet minder treurig. Vitalis zweeg een poos om hem den kop te streelen.

Mijne eerste gedachte was dankbaarheid voor mijn wonderdadig behoud; mijne tweede was een treurig voorgevoel van het lot mijner arme manschappen, die maar al te waarschijnlijk verminkt aan den voet van dezen berg lagen. Ik deelde mijn vermoeden mede aan de twee matrozen, die bij mij waren en mij intusschen hadden ingehaald.

Mocht Dingo nu echter niet gezellig zijn, ondeugend was hij niet. Hij scheen eer treurig te zijn. De oude Tom had aan boord van de Waldeck opgemerkt dat hij niet bijzonder op de zwarten gesteld was. Hij zou hen juist geen kwaad gedaan hebben, maar stellig ontweek hij hen.

In andere dorpen stond hij bij de herbergen en keek iederen voorbijganger treurig aan; een handelwijze, die gewoonlijk daarmee eindigde, dat de waardin aan één van de rondslenterende postjongens beval, dien vreemden jongen weg te jagen, want ze wist zeker, dat hij een of ander weg kwam kapen.

Ik kan mij haar nog zóó goed voor den geest brengen alsof ze vóór mij stond. Aan dien kommervollen tijd kwam een einde, maar helaas! een treurig einde. Mijne moeder werd ziek en stierf, wijl het haar, ondanks hard werken, aan het noodige ontbrak, en mijn goede vader, die dien harden slag niet kon dragen, stierf twee maanden na haar.

Maar zijn moeder zei ernstig: "Ga, ga, mijn zoon, doe zooals het meisje zegt; in elk geval kun je er niet slechter aan toe worden dan je nu bent." Hij ging dus naar den koning, gelijk het meisje hem had gezegd, en de koning gaf hem de aanwijzing, die hij verlangde. Toch was hij nog altijd treurig, toen hij zich met zijn tak thijm neerlegde op de aangewezen plek.

Alleen op het gelaat der lieftallige jonkvrouw, die treurig in haar kamer in de vesting van Falkenstein zat, wilde geen zonnestraal verschijnen. Stil verdriet had daarop zijn stempel gedrukt, en sedert twee maanden werden de wangen van de jonkvrouw al bleeker en bleeker.

Hans zette bij die gedachte zoo'n treurig benauwd gezicht, dat zelfs de suikerbrooden in den winkel medelijden met hem kregen. Nu verstond hij enkele woorden. De vrouw zei "neen". Daarop zei de man "ja". Toen zei de vrouw weer: "Zijn vader zal boos worden;" waarop de man iets antwoordde, dat Hans niet verstond. "O, die nare vrouw Teunissen," dacht Hans.

"Ik vrees," zeide ik, overeind staande, "dat ik door het genoegen van dit gesprek bezigheden, die mij elders wachten, verzuim." Hij stond eveneens overeind en zag mij zwijgend aan, treurig het hoofd schuddend. "Wel, wel. Het is jammer, maar ik heb gedaan wat ik kon," zeide hij ten laatste. "Ik ken elken zet van uw spel. Gij kunt voor Maandag niets doen.

"Wie is daar?" vroeg de stem. 't Was een vrouwenstem, zulk een weeke, zachte stem, dat men er treurig van werd. Nu moest men wederom een tooverwoord kennen; zoo niet, dan zweeg de stem en de muur werd stil, alsof de sombere duisternis van het graf aan de andere zijde ware geweest. Zoo men het woord kende hernam de stem: "Ga ter rechterzijde binnen."