Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juni 2025


"Gij dwaalt! gij dwaalt," antwoordde de Tempelier driftig, "zoo gij aan mijne bedoeling of aan mijne schuld toeschrijft, wat ik voorzien, noch voorkomen kon.

Neen, de ongeloovige Tempelier; de lichtzinnige De Bracy; Ulrica, die schandelijke, wulpsche moordenares; de mannen, die mij in mijne ondernemingen bijgestaan hebben; de Saksische honden en die vervloekte Joden, die mijne gevangenen zijn; allen, allen zullen mij vergezellen! Een schooner gezelschap, dan ooit den weg der onderwereld bewandelde!

Een zoo vervloekt lastige hand om te lezen, als ik ooit van mijn leven gezien heb! Goldsmith. De Tempelier ging naar de zaal van het kasteel terug en vond De Bracy reeds daar aanwezig. "Uwe vrijerij," zei deze, "is waarschijnlijk, evenals de mijne, door dit luidruchtige trompetgeschal gestoord.

Zoo ik niet een Spaansch maliënkolder onder mijn wapenrusting gedragen had, ware het met mij gedaan geweest." "Maar ge hebt uw post behouden?" zei de Tempelier. "Wij hebben het buitenwerk aan onzen kant verloren."

"De reden zult gij zelf best weten," hernam de pelgrim; "maar laat ik u zeggen, dat, toen de Tempelier gisteren avond door de zaal ging, hij met zijn Turksche slaven in de Saraceensche taal sprak, die ik wel versta, en hun beval dezen morgen den Jood op weg op te wachten, hem op een geschikten afstand van dit huis te vatten, en naar het kasteel van Philip de Malvoisin, of van Reginald Front-de-Boeuf te brengen."

"Stoor u niet aan zulke geruchten," hernam de Tempelier; "maar laat ons er aan denken, hoe het kasteel te verdedigen. Hoe hebben de schelmen van schutters, tegenover welken gij waart, gevochten?" "Als duivels in menschelijke gedaante," antwoordde De Bracy.

"Mijne gedachten zijn vrij," antwoordde De Bracy; "de booze lacht, zegt men, wanneer een dief den anderen besteelt, en wij weten, dat al spuwde hij ook wezenlijk vuur en zwavel, het nooit een tempelier zou afschrikken, om zijne lusten niet te volgen."

Cedric de Sakser, verheugd over de nederlaag van den Tempelier, en nog meer over die van zijn twee kwalijkgezinde naburen, Front-de-Boeuf en Malvoisin, was, met het halve lichaam over het balkon liggende, den overwinnaar bij iederen strijd nagegaan, niet alleen met de oogen, maar met hart en ziel.

De Tempelier had intusschen uitgezien naar de bewegingen der belegeraars, met wat meer oplettendheid dan de woeste Front-de-Boeuf en zijn luchtige makker. "Op mijn woord," zei hij, "deze kerels naderen met meer verstand, dan men zou verwacht hebben, hoe ze er dan ook aankomen.

Noem diegenen op, welke het goud betaald hebben." Gurth gehoorzaamde. "Welk losgeld hebben de wapenrusting en het paard van den Tempelier Brian de Bois-Guilbert opgebracht? Gij ziet, dat gij mij niet kunt bedriegen." "Mijn meester," hernam Gurth, "wil van den Tempelier niets dan zijn bloed aannemen. Zij hebben elkander op leven en dood uitgedaagd, en kunnen niets in der minne afmaken."

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek