United States or Greece ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hebt gij er wel op gelet, hoe hij driemalen gereden heeft en driemalen zijn weerpartijder uit den zadel heeft doen buitelen?" "Adeelen gedraagt zich ook wakker genoeg," zeide de Abt: "zaagt gij niet, hoe hij dien dikken Stichtenaar met den blauwen vederbos in het zand wierp?"

En zoo mocht de geplaagde Stichtenaar van 1482 wel met den verdrukten Kennemer van 885 klagen: »Des vlegels maatslag op den dorschvloer, op de velden Het vrolijk arbeidslied by spade of zeis hoe zelden Wordt meer hun volle galm, hun heldre toon gehoord! Ach! 't land brengt doornen meest en ruige distlen voort!"

Wij zullen ons derhalve vergenoegen met te zeggen, dat de Stichtenaar, na den afloop van het gesprek, in een der armstoelen een zachte rust vond, waaruit hij vroeg in den morgen door den monnik gewekt en daarna ongemerkt buiten de muren van het gebouw gebracht werd. Wat baten me uwe orakelblaên? Hoe ik mijn zinnen ook moog slijpen, Ik kan de woorden niet verstaan En evenmin den zin begrepen.

"Ik weet nog niet, aan wien Utrecht het beleid van den oorlog zal toevertrouwen," zeide de Stichtenaar: "maar ik vlei mij, dat de veldheer, dien zij bekomen zullen, niet aarzelen zal, om aan de Friesche hulpbenden te vergunnen, onder hun eigen banier te strijden."

"Hoe!" riep de monnik uit, met een verwondering, welke hij niet verbergen kon: "zult gij zelf dan niet het opperbestuur van den strijd aanvaarden?" "Gij vergeet," zeide de Stichtenaar, met een spotachtigen glimlach, "dat de Bisschop te Grenoble is, en dat alleen hij tot het opperbestuur gemachtigd is."

De Stichtenaar greep hasstig naar een blad perkament en deed zijn ganzeveder vaardig daarover gaan. "Maar zoo uw brief onderschept wordt en de Italiaan ons verraadt? Verba volant, scripta manent, zegt de spreuk." "Al wordt de kokeler gepakt en doorsnuffeld, zullen zij mijn brief voor niets anders aanzien dan voor tooverspreuken en bezweringen. Ik versta mij ook een weinig op het cijferschrift."

"Hebt gij invloed genoeg in Friesland," vroeg de Stichtenaar, wiens gelaat op eens een meer ernstige plooi aannam, "om dit te bewerkstelligen?" "Ik sta in voor geheel Westergoo, dat mij gezonden heeft," antwoordde Adeelen: "en, zoo mijn echt intijds voltrekken wordt, zal ik een aanhang kunnen vormen, sterk genoeg om den geheelen adel van Friesland mijne banier te doen volgen."

"En nu, daar onze vriend ons niet hooren kan," zeide de Stichtenaar, zijn brieven dichtvouwende: "zeg mij, waarde broeder, waarom gij er zoo tegen waart, dat ik mijn waardigheid aan dien edelman bekend maakte?" "St! Stil!" zeide de monnik, den vinger op den mond leggende. "Hij kan ons niet meer hooren," zeide de vreemdeling.

"Broeder!" zeide de Stichtenaar, op wiens gelaat de taal des monniks een meer ernstige tint had teruggebracht: "de tijden zijn voorbij, toen een Bisschop van Utrecht, zonder andere wapenen dan een misboek en een kruis, en zonder ander gevolg dan eenige geestelijken in plechtgewaad, een zegevierenden Graaf op de bres kon staande houden, en hem en zijn geheele leger doen sidderen voor den vloek des banbliksems.

Het zijn de ridderdegen en de veldheersstaf, die hij thans moet zwaaien, wil hij zijn gezag niet miskend en bespot zien." "Welnu! laat hij die dan zwaaien. Is dit niet juist wat ik bedoelde?" "Hoe nu!" zeide de Stichtenaar met een fijnen glimlach, terwijl hij een zegepralenden blik op den monnik sloeg: "is het een geestelijke, die mij dezen raad geeft? Ecclesia abhorret a sanguine."