United States or Zimbabwe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Je vrouw gaat heen en verstopt haar zilver en steelt ja ik zeg 't je ronduit ze steelt! en je vader! je groote vader niet genoeg, dat hij mijn vader en nog veel anderen ruïneert; maar ik zal je maar één ding vertellen, dat toont wat hij voor een kerel is; jij hebt hem gezegd, dat Mevrouw Gottwald wat gespaard had..."

Men gaat hem, door de koorts geslagen In eenen hoed naar 't gasthuis dragen. Genezen zijnde, leert de fiel, Uit nood hier den zeeldraaiers-stiel. Hij stuurt hier, zoo zijn kracht behoort, Zijns meesters kempewagen voort. Dwaalt in een bosch en ziet met schroom Een wolf ... hij kruipt op eenen boom. Hij vindt een bedelaar slapen; strak Steelt hij zijn eten uit den zak.

Bij Mevrouw Bosboom-Toussaint ontstaat uit de degelijkheid der historische wetenschap en de fijnheid der zielkundige analyse somtijds eene overlading en eene uitvoerigheid, die naar langdradigheid zou kunnen zweemen; bij Van Lennep neemt het verhaal een vluggen, levendigen gang, die het hart van den gewonen lezer steelt, maar dikwijls dreigt in oppervlakkigheid te verloopen.

»Ik beken, o weleerwaarde vader, dat het mij raadselachtig voorkomt, hoe iemand " »Op twintig-duizend plaatsen te gelijk kan zijn?" »Juist zoo! Gij doorziet mijne overdenkingen, alsof ze van kristal waren; en gij steelt mij de woorden van de tong, als waren het paarlen van grooten prijs." »Kortzichtige! Zaagt gij de glanzende lichtbaan, die de zon werpt over de golven?

De man ontwaakt, dreigt 't fieltje dol, Maar 't kruipt in 't gat van eenen mol. Terwijl de beedlaar 't molgat sluit, Kruipt Duimken langs een ander uit. Steelt fruit, dat hem in de oogen blinkt, Maar rolt in 't water en verdrinkt. Onze volksprenten stellen zich ook ten doel, de kinderen binnen te leiden in den feestkring van het feestelijk jaar in Groot-Nederland.

MARCUS. Titus, het rijk is u, zoodra gij 't vraagt. SATURNINUS. Eerzuchtige tribuun, kunt gij dit zeggen? TITUS. Kalm, Saturninus! SATURNINUS. Doet mij recht, Romeinen! Patriciërs, 't zwaard ontbloot en niet geborgen, Eer Saturninus Rome's keizer is. O, voert gij, Andronicus, eer ter helle, Dan dat ge mij de harten steelt van 't volk!

"Den dief heeft men geen vertrouwen geschonken en met eenige voorzichtigheid kan men zich voor hem hoeden, maar tegenover den bedrieger is een fatsoenlijk mensch weerloos, en hoe fatsoenlijker hij is, des te weerloozer is hij. De wereld berust op vertrouwen, daarom steelt degene, die iemand zijn vertrouwen afneemt, duizend maal meer dan wanneer hij goud of edelgesteente zou stelen!"

Ofschoon hij een man is zonder eenige opvoeding, slaagde hij er in op goeden voet te komen met de Engelsche autoriteiten en de militaire gouverneur van Ramleh heeft hem verscheidene malen bezocht. Hij zelf steelt nu niet meer. Hij is alleen: "Het bed van de dieven", zooals de Arabieren hem noemen: "Yatack-il-Kharamiyeh". Al 't gestolene wordt bij hem gebracht en hij brengt 't aan de markt.

Een domme dief, die pocht terwijl hij steelt! 't Is boos, afkeerig van haar kus te zijn, Maar dubbel, dat gij 't aan den disch verraadt; Door fraaie taal redt schande vaak den schijn, Maar booze taal is dubbel-booze daad. O, veins slechts liefde en ach! zoo is de vrouw!

Dat wil zeggen: hij steelt zelf niet. Maar hij kent alle dieven. Zij stelen. En zij brengen den buit bij hem. Dikwijls ook wendde de bestolene zich tot Sjech Amin met verzoek den dief op te sporen. Natuurlijk werd het gestelene dan spoedig gevonden. En de dief kreeg ook wat. In den Turkschen tijd was dat veel eenvoudiger dan een klacht indienen bij de Regeering.